Begin maart ben ik samen met Marius naar
de Bielersee gereden. Stilzwijgend was de beslissing gevallen om een grote eik
te vellen. Het schuurtje (Schöpfli) was er in de jaren zestig omheen gebouwd en
moest nu worden leeggehaald.
De eerste nacht om half één, scheen een
volle maan op het grasveld. Midden daarop ontwaarde ik een zwarte massa, een
geestverschijning, een bever! Terwijl Marius het beest filmde in het extra
licht van mijn zaklantaarn, draaide hij zich om en liep langzaam naar de
Slipanlage (bootshelling) om vervolgens geluidloos de Bielersee in te glijden.
Langzaam draaide de bever zich om en liep terug naar het water.
iPhone-foto van Marius.
De volgende morgen vonden we haar spoor
in het bevroren gras: vanuit het water liep het naar de eik. Die had deze
herfst wel heel veel eikels geproduceerd, een strategie eigen aan planten die
niet kunnen weglopen. Het bever-spoor leek het resultaat van talloze malen heen
en weer lopen. Zouden bevers eikels eten? Of kwam hij alleen de eik
inspecteren? Er waren echter nergens vraat- of knaagsporen te vinden.
Walter Hofer, de boer-houthakker die ons
zou komen helpen, was de eik al twee keer komen inspecteren: hij durfde de
kromgegroeide boom met zware zijtakken niet zelf te vellen.
De Bielersee, vóór en na het vellen van de eik in het midden van de foto.
Op de achtergrond de Jura
(Twannberg), op de voorgrond de Solermatte.
Op 21 maart zou de zomereik geveld worden
door 3 man sterk. 's Nachts scheen ik verschillende keren met mijn zaklantaarn
op het grasveld, maar ik zag geen bever meer. 's Ochtends bleek dat de bever
tóch was komen kijken: het leek alsof er een kruiwagen uit het water naar boven
was geduwd. Maar het spoor liep niet naar de eik. Was hij teruggegaan omdat er
rond de boom zoveel was opgeruimd?
Urs Gnägi, een "Burger" (dat
word je door afstamming; geen Bürger!) uit Bellmund, had niet veel tijd nodig:
na het positioneren van Walter's tractor en het bevestigen van een trekkabel,
duurde het nog geen 11 minuten voor de eik viel, precies op de tevoren
aangewezen plaats. In het daaropvolgende geraas van 3 motorzagenn hoorde ik de
Vink en de pas aangekomen Zwartkop fluiten alsof ze het lawaai wilden
overstemmen.
Urs zei dat ik tevreden kon zijn: er was
minimale schade aan het grasveld van de buurman. Waar had ik mij zorgen over
gemaakt?
Links de geheimzinnige stronk van de oude eik.
Rechts twee keer het zaagwerk van Urs Gnägi.
Jaarringen
Hoe oud was deze eik eigenlijk? Ik kon
makkelijk zo'n 95 donkere ringen tellen. Maar dendrochronologie is wat
ingewikkelder door de mogelijke vorming van valse ringen. Ik zal het aan John F. van de Archeologische Dienst van Kanton Bern vragen. Met hun dateringen van
eiken palen in de Bielersee hebben ze immers kunnen vaststellen dat we hier op
een neolithische nederzetting zitten van meer dan 4000 jaar geleden.
Zestig jaar geleden, toen ik hier speelde
en roeide met Huib M., moet deze eik al een fikse boom zijn geweest waar we
waarschijnlijk in geklommen hebben. We moesten hem nu kappen vanwege het
openbare, van twee hekken voorziene voetpad dat de gemeente er langs gaat
bouwen en vanwege de vele dode takken die bij elke storm naar beneden vielen.
Tot nu lijken alleen de kraaien, waaronder de ~30 jarige Grägu, de boom te
missen voor hun voorjaarsspel; en natuurlijk de Boomklever, die nu verderop
zijn roep laat horen.
Roeien op de Bielersee met Huib M. rond 1950.