-->
Zaterdag 2 november 2019, op weg naar de Publieksbijeenkomst over het
onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid,
Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië 1945-1950 in het Nationaal
Archief in Den Haag, stond ik in de lift met mevrouw Winnie Sorgdrager. Later hoorde
ik dat zij voorzitter was van de Maatschappelijke Klankbordgroep van het
onderzoeksprogramma, waarin de belangrijkste koepelorganisaties uit de
Nederlands-Indische gemeenschap en de
veteranenorganisaties zijn samengebracht: "Zij volgen, onder
voorzitterschap van Winnie Sorgdrager, in een kritische dialoog de verrichtingen
van de onderzoekers..." Een onmogelijke taak, zeker als je de beelden van de tentoonstelling
"Dossier Indië" in het Wereldmuseum te Rotterdam op je in laat
werken:
Wilhelmina
Op 14 november bezocht ik met Map de Lange (92-jarige veteraan van de
"Tweede Politionele Actie"; van begin 1948 tot voorjaar 1950) het
Wereldmuseum te Rotterdam. Wat blijft er over van “Daar werd wat groots verricht”
(Diederik van Vleuten, 2018), als het gepaard ging met zoveel ellende
toegebracht aan onderworpen volken en vastgelegd in de teksten, foto’s en
films, zoals te zien op deze tentoonstelling? Waar kunnen we nog
"trots" op zijn? Op dat we "de brandende kampongs" nu
tenminste ter sprake durven brengen; op dat we ons voor de begane misdaden mogen
schamen; op dat we de voormalige tegenstanders nu eindelijk “een gezicht”
proberen te geven en eindelijk naar hun verhalen gaan luisteren.
Dat laatste doet o.a. Remco Raben, één van de onderzoekers in het
bovengenoemde onderzoeksprogramma. Hij schrijft: "The Dutch conquest,
especially after the second great offensive of December 1948, seems to have
created havoc and fear in the country. This is not a ‘spiral of violence’, as
some have suggested, but a situation [nl. de guerilla-oorlog] caused by failed Dutch military
strategies." Dit was ook de conclusie van Map de Lange, die het uitlegt
in zijn memoires (zie onder).
Wat was het weer vertrouwd en leerzaam om met deze veteraan op de
tentoonstelling te lopen. Vertrouwd, omdat we ondanks onze totaal verschillende
achtergrond en ervaringen gelijkgestemde ideeën én oordelen hebben over wat er
gebeurd is en over waar het fout is gegaan; leerzaam, omdat hij zoveel meer
weet en gelezen heeft over deze periode van onze geschiedenis dan ik.
Zo kon hij bevestigen wat ik op de Publieksbijeenkomst in het
Nationaal Archief had gehoord; namelijk dat Koningin Wilhelmina in haar
radiorede op 7 december 1942 al spreekt over "Indonesië" en
"Indonesiers". Dit lijkt progressief, maar beide termen worden
slechts één keer gebruikt. En als Wilhelmina in deze rede spreekt over
"veelbelovende voorbereidingen" voor een gezamenlijke bespreking over
de struktuur van het Koninkrijk en over het "gemeenschappelijk
lijden" na de Japanse overwinning, dan wordt duidelijk hoe weinig ze
eigenlijk weet over wat er gaande was in het oostelijk deel van
"haar" Koninkrijk. Wij weten inmiddels wat er van haar goedbedoelde,
koloniale denktrant terecht is gekomen.
Map de
Lange in het Wereldmuseum te Rotterdam, kijkend naar de film van Koningin
Juliana tijdens de soevereiniteitsoverdracht.
Juliana
Als op 27 december 1949 koningin Juliana tijdens de
soevereiniteitsoverdracht spreekt over het "nu naast elkaar gaan
staan" van Nederland en Indonesië, vraag ik mij af of zij inmiddels beter
geïnformeerd was over de situatie in "Oost Indië" dan haar moeder 7
jaar eerder. Begreep zij wat er zo falikant mis is gegaan na 17 augustus 1945?
Met 6.000 doden aan Nederlandse kant tegen meer dan 100.000 doden aan
Indonesische kant?
Het antwoord is al vele malen geformuleerd: Nederland, in haar
paternalistische wijsheid, wist beter wat goed was voor Indonesië dan de
Indonesiërs zelf.
In "De foutjescultuur" (Hollands Maandblad no. 5, 2007) schrijft M.C. Brand meer
specifiek over de harde houding van de gereformeerden jegens Luitenant
Gouverneur-Generaal Van Mook, een "Indische jongen", die wilde
collaboreren met de "facist" Soekarno. Na zijn smadelijk ontslag in
oktober 1948, schreef Van Mook bij zijn afscheid: "Wij Nederlanders, die hier al die jaren hebben gewerkt [...]
hebben in de laatste jaren [...] uit harde ervaring geleerd dat de kern en het
kwaad van het kolonialisme liggen in de wilsoplegging uit de verte, vooral
wanneer die bepaald wordt door binnenlandsche partijverhoudingen in het
moederland."
Beatrix
Op 31 mei 1985, 40 jaar na de capitulatie van Duitsland op 8 mei 1945,
ontving koningin Beatrix de Duitse bondspresident Richard von Weizsäcker. Zij
sprak over de wonden die de Duitsers ons hebben toegebracht, wonden die we nog
niet vergeten waren.
Hoe zit dat met de wonden die wij 70 jaar geleden aan de Indonesiërs
hebben toegebracht?
In zijn antwoord aan Beatrix sprak von Weizsäcker over hoe door zijn
land het Volkenrecht met de voeten getreden was, hoe mensen waren vervolgd,
vernederd en gedeporteerd en hoe velen de dood hadden gevonden.
Een paar weken eerder had von Weizsäcker de Duitse Bondsdag
toegesproken. In deze buitengewoon indrukwekkende rede verklaarde hij dat de
8ste mei 1945, het einde van de oorlog, een dag van herinnering was, de
herinnering aan wat de mensen geleden hebben. Maar ook een dag waarop we moeten
nadenken over het verloop van onze geschiedenis. Hoe eerlijker wij die
vastleggen des te vrijer zijn we om onze verantwwordelijkheid te nemen voor de
gevolgen ervan.
Dat is wat anders dan vaststellen dat we in Indonesië aan de "verkeerde kant van de geschiedenis"
stonden! Ten aanzien van Indonesië lijkt het alsof we onze geschiedenis niet
eerlijk onder ogen durven zien, waardoor we nog steeds niet onze
verantwoordelijkheid voor de begane fouten, zowel in de politiek in Nederland
(onze "foutjescultuur"), als "te velde" in Indonesië hebben
kunnen nemen.
Richard von Weizsäcker spreekt het parlement van de
Duitse Bondsrepubliek toe op 8 mei 1985.
"Es geht nicht darum, Vergangenheit zu
bewältigen. Wer aber vor der Vergangenheit die Augen verschließt, wird blind
für die Gegenwart."
Het onderzoek
Als ik naar de recente film "Onze jongens opJava" van Coen Verbraak kijk, lijkt het op een herhaling van de film "Tabee Toean" (1995) van ThomVerheul. Maar
herhaling is niet erg, zolang nog zoveel (jonge) mensen vrijwel niets weten
over onze oorlog in Indonesië van 17 augustus 1945 tot de ceasefire op 11 augustus 1949. De door Coen Verbraak geinterviewde
veteranen zeiden allemaal dat ze niet wisten waar ze heen gingen en wat de
bedoeling was. Hoe anders was dat met Map de Lange, die van huis uit beinvloed
was door de hoofdredacteur van Vrij Nederland, de oud-verzetsman Henk van
Randwijk en zich wel degelijk geinformeerd had over wat er ging gebeuren. In zijn
memoires "Dienstplichtig tussen
macht en onmacht: Ofwel notities omtrent eigen en andermans belevenissen in de
jaren 1945-1950" (Maassluis, 84 bldz; 2007), beschrijft hij de
verschillende politieke stromingen die er in de jaren 1946 en 1947 in Nederland
waren.
Aan het eind van zijn memoires probeert hij de traumatische ervaringen
van de overgave aan de TNI (het leger van de Republiek Indonesia) en de
soevereiniteitsoverdracht te verwerken. Hij eindigt met de zin: “Iedereen schreef in die dagen [april
1950] zijn laatste brief naar huis vanuit
het vrije Indonesië, waar wij de laatste maanden als gast hadden verbleven.”
Een waardige, laatste zin, zonder
bitterheid!
Maar na het zien van de film van Coen Verbraak schrijft Map de Lange
mij: " Als het zo doorgaat als
gisteravond maak ik me maar over één punt zorgen: de focus blijft mogelijk ook
nu weer exclusief gericht op de mannen 'in het veld', de 'uitvoerders in
opdracht' vanuit een situatie waarvoor politiek en legertop(!) mede door hun
fatale besluiten verantwoordelijk waren. Die blijven dan weer buiten schot
zolang we 'lekker' met de spectaculaire gebeurtenissen te velde bezig
blijven..."
Zelf dacht ik na de film van Coen Verbraak dat ik de kritiek van
Marjolein van Pagee c.s. op het onderzoeksprogramma "Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en
Oorlog in Indonesië 1945-1950", beter begin te begrijpen. Gaat dit
onderzoek naar de legitimiteit van de oorlogshandelingen ter plaatse ons helpen
onze politieke en militair-strategische fouten te accepteren? Gaat het
onderzoek ons helpen onze geschiedenis ten aanzien van Indonesië eerlijker vast
te leggen zoals aangeraden door von Weizsäcker?
Er wordt geklaagd dat de Indonesiërs niet met ons onderzoek meewerken,
hun archieven gesloten houden. Maar waarom zouden ze meewerken aan het naar
boven halen van nóg meer details dan we al weten over de dekolonisatieoorlog,
zolang een breder publiek in Nederland niet wil en kan inzien wat er fout is
gegaan? En niet kan accepteren dat de Indonesische onafhankelijkheid al op 17
augustus 1945 begon met het voorlezen door Sukarno van de met Hatta opgestelde
proklamatie?
Dat lijkt op de eerste onafhankelijkheids-verklaring van Nederland,
het "Plakkaat van Verlatinghe", getekend op 26 juli 1581. Die
betekende niet zozeer het einde van de (Tachtigjarige) oorlog, als wel de
richting die deze oorlog op zou gaan, namelijk naar echte onafhankelijkheid in
1648. Voor de Indonesiërs duurde het zo'n 4 jaar voor de echte
onafhankelijkheid werd verkregen op 27 december 1949.
In het Geheugenpaleis, de permanente expositie in het publiekscentrum
van het Nationaal Archief, worden beide documenten, het "Plakkaat van
Verlatinghe" en Sukarno's "Proklamasi", in dezelfde ruimte
tentoongesteld. Als we de Indonesiërs daarmee zouden kunnen overtuigen dat we
hun "Proklamasi" even serieus nemen als ons "Plakkaat", en
als we de 17de augustus als een dag van herinnering gedenken, de herinnering
aan wat we de Indonesiërs hebben aangedaan, zal het gezamenlijke onderzoek
makkelijker verlopen en zullen we er straks (in 2021) meer tevreden over kunnen
zijn.
De Maatschappelijke Klankbordgroep van Winnie Sorgdrager heeft nog een
zware taak voor de boeg.
Plakkaat
van Verlatinghe (1581) en Sukarno's "Proklamasi" (17
augustus 1945) in het Geheugenpaleis van het Nationaal Archief: "Wij het
Indonesische volk verklaren hierbij de Indonesische onafhankelijkheid":
---------------------------------------------------------------------------
Met dank aan Map de Lange voor
kritische opmerkingen en de volledige 7-december-rede van Wilhelmina en aan
Norbert Vischer voor de link naar de indrukwekkende rede van
von Weizsäcker.
Decolonisation
on the basis of 3 Queens
Saturday, November 2, 2019, on my way to the public meeting of the
research program Independence,
Decolonization, Violence and War in Indonesia 1945-1950 in the National
Archives in The Hague, I was on the elevator with Mrs. Winnie Sorgdrager. Later
I heard that she was chairman of the Social Sounding Board of the research
program, in which the most important umbrella-organisations of the Dutch East
Indies community and the veteran organisations have been brought together:
"They follow, under the chairmanship of Winnie Sorgdrager, in a critical
dialogue, the achievements of the researchers..." An impossible task, especially if you let the images of the exhibition
"Dossier Indië" in the Wereldmuseum in Rotterdam affect you:
Visit
to "Dossier Indië" in the Wereldmuseum.
Wilhelmina
On November 14th, I visited the Wereldmuseum in Rotterdam with Map deLange (92-year-old veteran of the "Second Police Action"; from early
1948 until spring 1950). What remains of "Daar werd wat groots verricht" (Diederik van Vleuten, 2018),
if it was accompanied by so much misery inflicted on subdued peoples and
recorded in the texts, photographs and films, as seen in this exhibition? What
can we still be "proud" of? On that we at least dare to bring up
"the burning kampongs"; on that we can be ashamed of the crimes
committed; on that we finally try to give the former opponents "a
face" and finally listen to their stories.
The latter is done by Remco Raben, one of the researchers in the above-mentioned
research program. He writes: "The Dutch conquest, especially
after the second great offensive of December 1948, seems to have created havoc
and fear in the country. This is not a 'spiral of violence', as some have
suggested, but a situation [nl. de guerilla-war] caused by failed Dutch
military strategies." This was also the conclusion of Map de Lange,
who explains it in his memoirs (see below).
How familiar and instructive it was again to walk with this veteran at
the exhibition. Familiar, because despite our totally different backgrounds and
experiences we have like-minded ideas and judgements about what happened and
where things went wrong; instructive, because he knows and has read so much
more about this period of our history than I do.
In this way he could confirm what I had heard at the Public Meeting in
the National Archive, namely that Queen Wilhelmina already spoke about
"Indonesia" and "Indonesians" in her radio talk on December
7, 1942. This seems progressive, but both terms are used only once. And when
Wilhelmina speaks in this speech about "promising preparations" for a
joint discussion about the structure of the Kingdom and about the "common
suffering" after the Japanese victory, it becomes clear how little she
actually knows about what was going on in the eastern part of "her"
Kingdom. We now know what happened to her well-meaning, colonial way of
thinking.
Map de
Lange in the World Museum in Rotterdam, watching Kiningin Juliana's film during
the transfer of sovereignty.
Juliana
When, on 27 December 1949, Queen Juliana, during the transfer of
sovereignty, spoke about the "now going to stand side by side" of the
Netherlands and Indonesia, I wonder if she was better informed about the
situation in the "East Indies" than her mother was 7 years earlier.
Did she understand what went wrong after 17 August 1945? With 6.000 dead on the
Dutch side against more than 100.000 dead on the Indonesian side?
The answer has been formulated many times: The Netherlands, in its
paternalistic wisdom, knew better what was good for Indonesia than the
Indonesians themselves.
In "De fouttjescultuur"
(Hollands Maandblad no. 5, 2007) M.C. Brand writes more specifically about the
harsh attitude of the Reformed people towards Lieutenant Governor-General Van
Mook, an "Indian boy", who wanted to collaborate with the
"facist" Soekarno. After his libelous dismissal in October 1948, Van
Mook wrote at his farewell: "We
Dutch people, who have worked here all these years [...] have in recent years
[...] learned from hard experience that the core and the evil of colonialism
lie in the imposition of will from afar, especially when it is determined by
domestic party relations in the mother country."
Beatrix
On May 31, 1985, 40 years after the capitulation of Germany on May 8,
1945, Queen Beatrix received the German Federal President Richard vonWeizsäcker. She spoke about the wounds that the Germans had inflicted on us,
wounds that we had not yet forgotten.
What about the wounds we inflicted on the Indonesians 70 years ago?
In his reply to Beatrix, von Weizsäcker spoke about how his country
had trampled on international law, how people had been persecuted, humiliated
and deported and how many had died.
A few weeks earlier, von Weizsäcker had addressed the German
Bundestag. In this very impressive speech, he stated that the 8th of May 1945, the
end of the war, was a day of remembrance, a day of remembrance of what people
had suffered. But also a day on which we must reflect on the course of our
history. The more honest we are about it, the freer we are to take
responsibility for its consequences.
This is different from the statement that we were on the 'wrong sideof history' in Indonesia! With regard to Indonesia, it seems as if we do not
dare to face up to our history honestly, which means that we have still not
been able to take responsibility for the mistakes made, both in politics in the
Netherlands (our "foutjescultuur")
and "on the ground" in Indonesia.
Richardvon Weizsäcker addressed the Parliament of the Federal Republic of Germany on 8
May 1985.
"Es geht nicht darum, Vergangenheit zu
bewältigen. Wer aber vor der Vergangenheit die Augen verschließt, wird blind
für die Gegenwart."
The research
When I look at the recent film "Our boys on Java" by Coen
Verbraak, it looks like a repeat of the film "Tabee Toean" (1995) by
Thom Verheul. But repetition is not a problem, as long as so many (young) people know
virtually nothing about our war in Indonesia from 17 August 1945 until the
ceasefire on 11 August 1949. The veterans interviewed by Coen Verbraak all said
that they didn't know where they were going and what the intention was. How
different was this with Map de Lange, who had been influenced from the start by
the editor-in-chief of Vrij Nederland, the former resistance-fighter Henk van
Randwijk and had indeed informed himself about what was going to happen. In his
memoirs "Conscripts between power
and powerlessness: or notes about one's own and other people's experiences in
the years 1945-1950" (Maassluis, 84 bldz; 2007), he describes the various
political movements that existed in the Netherlands in the years 1946 and 1947.
At the end of his memoirs he tries to deal with the traumatic
experiences of surrender to the TNI (the army of the Republic of Indonesia) and
the transfer of sovereignty. He ends with the sentence: "In those days [April 1950]
everyone wrote his last letter home from the free Indonesia, where we had been
staying the last few months as guests". A worthy, last sentence, without bitterness!
But after seeing Coen Verbraak's film, Map de Lange writes to me: "If it goes on like it did last night,
there is only one point that worries me: the focus may continue to be
exclusively on the men 'in the field', the 'executors on assignment' from a
situation for which politics and the army's top(!) were responsible, partly
because of their fatal decisions. They remain out of harm's way as long as we
'enjoy' the spectacular events in the field..."
After Coen Verbraak's film, I thought that I was beginning to better
understand Marjolein van Pagee's criticism of the research program "Independence, Decolonisation, Violence and
War in Indonesia 1945-1950". Will this research into the legitimacy of
the acts of war on the ground help us to accept our political and
military-strategic mistakes? Will it help us to record our history towards
Indonesia more fairly as recommended by von Weizsäcker?
There are complaints that the Indonesians are not cooperating with our
investigation, keeping their archives closed. But why should they cooperate in
bringing to light even more details than we already know about the war of
decolonisation, as long as a wider public in the Netherlands does not want to
see what has gone wrong? And can't accept that Indonesian independence began on
17 August 1945 with Sukarno's reading of the proclamation drawn up with Hatta?
This resembles the first declaration of independence of the
Netherlands, the "Plakkaat van
Verlatinghe", signed on 26 July 1581. This meant not so much the end
of the (Eighty-Years) war, but rather the direction this war would take, namely
to true independence in 1648. For the Indonesians it took about 4 years before
the obtained true independence on December 27, 1949.
In the "Memory Palace", the permanent exhibition in the
public centre of the National Archives, both documents, the "Plakkaat van Verlatinghe" and
Sukarno's "Proklamasi", are on display in the same room. If we could
convince the Indonesians that we take their "Proklamasi" as seriously
as our "Plakkaat", and if we remember the 17th of August as a day of
remembrance, the memory of what we did to the Indonesians, the joint
investigation will be easier and we will be more satisfied with it later (in
2021).
The Social Sounding Board of Winnie Sorgdrager still has a difficult
task ahead of it.
Plakkaat
by Verlatinghe (1581) and Sukarno's "Proklamasi" (17 August 1945) in
the Memory Palace of the National Archive: "We the Indonesian people
hereby declare Indonesian independence":
---------------------------------------------------------------------------
Thanks to Map de Lange for
critical remarks and the complete 7-December speech by Wilhelmina and to
Norbert Vischer for the link to the impressive speech of
von Weizsäcker.