Tuesday, November 20, 2012

Reisangst en quantum-onzekerheid



In zijn knappe college gegeven op 16 november 2012, over de reis naar "het Allerkleinste" noemde Robbert Dijkgraaf meermalen de electronenmicroscoop, waarmee je naar het kleinste kan kijken. Hij bedoelde eigenlijk de rastertunnelmicroscoop (STM), waarmee je met een dunne naald het oppervlak van bijvoorbeeld een goudlaagje aftast: Je kan dan de afzonderlijke atomen zien!


Turen naar beelden in de Philips electronenmicroscoop EM200 in 1966.

In 1966 legde de heer A.C. van Dorsten ons de werking van het electronenmicroscoop uit. Hij besprak de stralengang vanaf het electronenkanon via electromagnetische lenzen, door het dunne object tot op het groene fluorescentiescherm. Daarop kon je door een dikke laag loodglas met een binoculair naar het beeld turen. Het waren geheimzinnige afbeeldingen van objecten die tien- tot wel honderdduizend maal vergroot waren. Groot genoeg om bacteriën en DNA-moleculen te kunnen zien; maar niet de atomen!
 Af en toe kon de Philips-man filosofisch worden. Hij vertelde dan van het angstgevoel dat hij kreeg als hij zich probeerde voor te stellen hoe je met de electronenmicroscoop kan doordringen in moleculen en atomen, naar het Allerkleinste, op weg naar het oneindig kleine, het "niets"....



De "schaal der dingen". In een helium-atoom is de atoomstraal 10,000 keer groter dan de straal van de kern. De grijze cirkel of electronenwolk geeft de waarschijnlijkheid aan waar de 2 electronen zich kunnen bevinden. "nm" staat voor nanometer, een miljoenste van een milimeter; "fm" staat voor femtometer, een miljoenste van een nanometer. Als de straal van de kern 1 cm zou zijn, dan is de straal van de grijze cirkel 100 meter!

Als ik toen de animatie van Robbert Dijkgraaf had kunnen zien, had ik de beklemming van de heer van Dorsten beter kunnen invoelen: Het filmpje toonde een atoom van wellicht helium, ter grootte van een collegezaal of een bol met een straal van 100 meter (zie figuur). Vervolgens reisde het filmpje vanaf de rand van het atoom naar binnen, naar de kern die op deze schaal een straal heeft van 1 cm. Die afgelegde afstand van ~100 m (in werkelijkheid 0.03 nm) door een lege atoom-ruimte, die moet van Dorsten zo'n angst hebben ingeboezemd. Ik kan het me nu beter indenken; wie heeft dit in Godsnaam allemaal zo bedacht?

Tijdens het beantwoorden van vragen na zijn college probeerde Dijkgraaf uit te leggen dat de ruimte tussen electronen en kern natuurlijk niet gevuld is met partikels, maar toch, op nog onbegrepen wijze, niet echt "leeg" te noemen is. Ook probeerde hij duidelijk te maken dat de quantumtheorie, één van de theorieën waarmee men deze zaken probeert te begrijpen, alléén geldt op de schaal van elementaire deeltjes. Als quantum-effecten ervoor kunnen zorgen dat deeltjes een kans hebben om óf hier óf daar te zijn en als deeltjes op grote afstand met elkaar verbonden kunnen zijn, dan geldt dat niet voor een grotere schaal zoals die voor mensen of werelden. Niettemin geloven velen van ons dat deze quantumeffecten een verklaring zijn voor mystieke gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld dat "alles met alles op een betekenisvolle manier verbonden is." Een andere uitspraak van Dijkgraaf was dat het niet geheel begrijpen van de quantumtheorie tot onzekerheid leidt en dat een wetenschapper met die onzekerheid moet leren leven. Wil of kan hij dat niet dan valt er nog in van alles te geloven, waarin de schaal der dingen kan worden overschreden. Maar de angst voor een reis naar het oneindig grote of het oneindig kleine zal voor sommigen wel blijven bestaan.

Tuesday, October 9, 2012

Wetenschap in de regen



Die vierde oktober bleef het maar regenen. Ook de mussen houden niet van regen, of niet van natte kruimels. Rosalbina noemde onze mussen (Passer domesticus) “Copetones”. Maar volgens de Guia de Campo de Las Aves de Colombia, die ik van haar kreeg, zijn de mussen in Bogotá van een andere soort: Gorrión copetón.

Een paar dagen geleden lag er plotseling een dikke envelop van "Wageningen University" op de stoep. Dat doet de post normaal niet, want we hebben immers een postfach. Maar dit zag er zó wetenschappelijk uit dat ze het maar aan huis hebben afgeleverd. Pas vandaag durfde ik het proefschrift eruit te halen: "Interplay between the bacterial nucleoid protein H-NS and macromolecular crowding in compacting DNA."  Ook ik moest deze titel 2x overlezen.
De proeven beschreven in hoofdstuk 4 ("to be submitted") heb ik afgelopen zomer mogen overdoen. Het gaat erom hoe een lange, dunne draad, het DNA, in een kleine bacteriecel gepakt zit. Daarvoor moesten heel wat DNA-kluwens gefotografeerd en gemeten worden. De nauwkeurigere, maar afwijkende resultaten moeten nog door Theo O. verwerkt worden. Om de pakking van de kluwens te voorspellen moet je statistisch-mechanisch kunnen rekenen. Zal ik die berekeningen ooit aan iemand kunnen uitleggen? Voor troost en vermaak ben ik nog maar eens naar die filmpjes gaan kijken... :



Opnamen met een fluorescentie-microscoop van DNA-kluwens die uit bacteriën geëxplodeerd zijn. In zo'n filmpje lijkt het wel vuurwerk.

Vandaag regende het de hele dag. Als het vroeger zo regende  nam mijn moeder ons mee in het Bähnli naar de speelgoedwinkel in de grote stad Biel. Met Huib of Wouter mochten we dan een gipsen en beschilderd indiaantje uitzoeken. Een efficiente aanschaf want er werd vele jaren lang mee gespeeld. We gaven ze mooie namen, zoals “Springende Panter”, geinspireerd door de boeken over Tecumseh. Nú, zo'n 60 jaar later, reed ik met eenzelfde gevoel van spanning en verwachting in de regen naar Biel om te zien of ik het atelier van Leo-Paul Robert (1851-1923) kon vinden.


Het grote atelier van Léo-Paul Robert, dat hij liet bouwen om er drie monumentale schilderijen te maken voor het trappenhuis van het Musée d'art et d'histoire in Neuchatel. Daarna verliet hij het atelier, dat nu toebehoort aan een Stichting.

De receptioniste van het Museum Neuhaus, waar ik eerder de tentoonstelling van de bekende vogel-schilder bezocht had, deed alsof ze me niet begreep toen ik haar in Bern-Dütsch vroeg waar het atelier lag. Pas toen het bij mij daagde dat ze niet uit Oost-Europa maar uit Sonvillier kwam en pas nadat ik haar in het Frans had verteld dat mijn grootvader Bürger van Sonvillier was, ontdooide ze en wees ze me vriendelijk de weg op een kaartje aan.

Reden voor mijn tocht naar dit atelier was niet Leo-Paul Robert, maar de Nederlandse schilder-schrijver Fredie Beckmans. Hij had een stukje geschreven in Hollands Maandblad, november 2011. Zijn titel "Kunstenaar in de mist", waarin hij schrijft over Biel, Rousseau en padde(n)stoelen, inspireerde mij voor de titels in dit blog en maakte me nieuwsgierig naar de schrijver.
Ondanks de uitleg van de receptioniste uit Sonvillier kostte het me een uur heen en weer rijden langs de Jura-helling boven Biel, voordat ik de stratenmaker Werner ontmoette, die het me beter kon uitleggen. "Doe Fredie de groeten; we drinken wel eens een glaasje samen." En met die introductie liet Fredie Beckmans me binnen in zijn indrukwekkend atelier. Hij liet me prachtige foto's van paddenstoelen zien, gemaakt op Ile de St. Pierre, de plaats waar Jean-Jaques Rousseau ooit zijn "Cinquième promenade" beschreef (zie blog: http://www.conradlacondamine.com/2009/10/overdenkingen-bij-ons-bezoek-aan-lile.html).
Toen hij hoorde dat ik bioloog was liet hij me foto's van myxomyceten zien en legde hij me uit dat deze organismen (het zijn géén paddenstoelen) uit versmolten cellen bestaan. Hoewel hij zich duidelijk had verdiept in wetenschappelijke aspecten van zijn paddestoelen, liet hij ook blijken dat hij de wetenschap niet al te serieus neemt. Maar hetzelfde leek voor zijn kunst of levensfilosofie te gelden: Hij vertelde me met schijnbare trots dat hij voorzitter was van de "Worstclub", verwijzend naar een grote tatoeage op zijn bovenarm. Pas later begreep ik dat hij veganist was....


Fredie Beckmans in zijn atelier. Op de achtergrond een kaart van Ile de St. Pierre met foto's en vindplaatsen van zijn paddenstoelen.

Kunst en vooral ook religie, die de grote vragen des levens beantwoorden, moet je niet altijd al te serieus nemen, beweerde ooit Gerrit Komrij, Fredie's stadgenoot. Het is immers van belang met de beleving van kunst of religie af en toe de draak te kunnen steken, zoals tijdens Sinterklaas of Carnaval; anders leidt het maar tot moordpartijen. Dit geldt niet voor wetenschap, welke immers niets met beleving te maken heeft en alleen maar héle kleine, meest technische vragen kan beantwoorden. Hoewel, er valt best wat te beleven als je ziet dat de DNA-kluwens goed uit de bacteriën exploderen. Maar van die beleving blijft weinig over als het eenmaal publiek gemaakt wordt.


Met de beleving van religie moet af en toe de draak gestoken kunnen worden.
(Afbeelding van de Iraanse kunstenaar Nooshin Zarnani)



Terug naar paddenstoelen. Dat dat moeilijke organismen zijn ervaarden Rosalbina (zie vorige blog) en ik toen we met Johannes vdV meegingen op zoek naar Steinpilze (Boletus edulis) in de Sutzer Wald. Ondanks de regen in de afgelopen tijd waren er maar weinig te vinden. Johannes legde uit dat de "Schub" niet goed was: paddenstoelen zoals eekhoorntjesbrood groeien in “boosts” of “stuwingen”, waarbij ze allemaal tegelijk rondom een geinfecteerde spar opkomen. De kunst is om zo’n “Schub” te voorspellen en dan te gaan zoeken. Maar wél met kennis van zaken: Terwijl veel boleten (Basidiomyceten) eetbaar zijn schreef mijn vader bij veel soorten “niet goed” (Boletus calopus) of “giftig” (Boletus satanas”) met rode inkt in zijn Pilz-boek.


Met Johannes vdV op zoek naar eekhoorntjesbrood in het Bos van Sutz.
Rechts: aan de rand van de Wolfsgrabe.

Hoeveel verschillende soorten paddenstoelen én myxomyceten gingen er niet door mijn handen toen ik de al half verrotte rondhouten stammetjes van de op 21 maart gevelde eik opstapelde? Maar er was geen tijd ál die verschillende kleuren en vormen te bewonderen: ze moesten gekloven worden en onder het zojuist gemaakte dak gestapeld worden. Na twee jaar drogen zijn ze dan te gebruiken; misschien in de broodoven, die ik naar voorbeeld van Charel Scheele wil bouwen met klei uit de Wolfsgrabe?


Boekjes van de bakkerszoon Scheele met een onverwacht verhaal uit de tweede wereldoorlog: hoe hij in Zeeland zijn Tante Sjoertie met haar gehandicapte zoon door de hongerwinter hielp, teleurgesteld raakte in het verzet van priesters en dominees, toetrad tot de Heiligen van de Laatste Dagen, onterfd werd en emigreerde naar Amerika.

Tuesday, September 4, 2012

Bezoek uit Bogotá



Na een lange reis ("un muy largo viaje") vanuit Bogotá kwam Rosalbina op 22 augustus aan op Schiphol. Al gauw bleek dat ik haar spaans redelijk kon verstaan omdat ze niet zo idioot snel sprak als een spaanse TV-presentator. Ook bleek dat ze niet verlegen was, dat ze veel wist te vertellen en te vragen en dat ze mijn praat-pogingen geduldig kon aanhoren én verbeteren.

Ze had maar een kleine koffer bij zich vól cadeautjes, voor ons hier en voor de mensen straks in Zwitserland. Wat had ze voor zichzelf bij zich? Wat slepen wij toch allemaal mee op reis? 
Eén van de cadeaus was een blok panela. Van zulke rietsuiker of "gula java" (niet te verwarren met "guajaba", een in Colombia veel voorkomende appel) at ik tijdens mijn eerste verblijf in Bogotá in 1975 grote hoeveelheden. Ik had blijkbaar op die hoogte (2600 m) suiker nodig, maar dat kon later door diverse artsen niet bevestigd worden.... Ik heb toen een folder gekocht, uitgegeven door SENA (Servicio National de Aprendizaje), waarin werd uitgelegd hoe je panela kon maken. Rosalbina herkende de folder direct. Hoe had ik ooit kunnen weten dat zij later op een van die instituten zou gaan studeren?



De folder van SENA, gekocht in Bogotá in 1975 en een foto van een "panelera".

Het wonder van de "Guascas"



Kaal Knoopkruid; rechts de gladde (Galinsoga parviflora) en links de harige.


Het (on)kruid Galinsoga parviflora werd in 1796 vanuit Peru naar de Kew Gardens gebracht en zou van daaruit verspreid zijn. De naam "Galinsoga" was al bekend aan Spaanse botanici die tussen 1777 en 1788 door Chili en Peru reisden. Hoe dan ook het kruid is hier nu overal te vinden. In Colombia heet het "Guasca" en wordt het gebruikt als smaakmaker in de Ajiaco, een soep van aardappels, groente, mais en kip.

De blaadjes van het hier gevonden Knoopkruid smaken of ruiken echter naar niets! Omdat we de soep willen maken voor zo'n dertig gasten hebben we het eerst maar uitgeprobeerd. En, oh wonder, na toevoegen van een bosje van de geurloze blaadjes bleek na korte tijd koken de hele soep de karakteristieke smaak van de ajiaco te hebben gekregen!


Zelfs op de Tweede Boomdwarsstraat in de Jordaan vond Rosalbina "Guascas".


Boven: Giulia voert de guascas aan; na uitkoken van de geurloze blaadjes komt er smaak. Onder: Het toevoegen van de blaadjes: al na een paar minuten koken van de op het laatst toegevoegde guascas kreeg de soep de karakteristieke Ajiaco-smaak.



Interesse
Omdat Rosalbina geinteresseerd was in bomen, bloemen en zaden en liever naar een hacienda of tuin ging dan naar een museum, bezochtten we plaatsen zoals de Bussummergrindweg, waar alle nootjes allang verteerd waren, het Pinetum Blijdestein, waar ook palmen waren, een grote kastanje bij Hamdorff, verziekt door een paddenstoel, en de bloeiende heide bij Huizen.



De Busummergrindweg, het Pinetum Blijdenstein, de kastanje bij Hotel Hamdorff, verziekt door een paddenstoel en de heide bij Huizen.


Een tweede bezoeker
Op 24 september kwamen Boud en Giulia aan op Schiphol. Rosalbina zag Boud voor de tweede keer, maar Giulia voor het eerst.
Na een reünie met familie en vrienden, samen goed voor zo'n 10 liter ajiaco-soep, reisden we samen naar Zwitserland. Ik probeerde me zo'n tocht in Colombia voor te stellen: hier leek het alsof we tussen Naarden en Luzern de bebouwde kom niet uit waren gekomen.....


Eén zoon, één kleindochter en twee moeders.


Charala
Terwijl we 's ochtends door het dorp wandelden om brood, "anke" en Gruyère-kaas te kopen, viel Rosalbina het mooie uitzicht over de Solermatte op; daar had ze als boerendochter een goed oog voor. Lopend langs "het Chalet" vertelde ik haar dat ik daar 2 jaar gewoond had voordat ik op mijn achtste naar de grote stad Hilversum verhuisde om er naar school te gaan. Rosalbina vertelde toen hoe zij op een Finca in Charala opgegroeid was en op haar achtste naar Bogotá moest verhuizen om er onder toezicht van een oud-tante naar school te gaan. Elk jaar ging ze voor de vakantie terug naar de boerderij "El Cucharo" bij Charala, waar haar ouders en jongere broers en zusters woonden. Hoewel hemelsbreed niet meer dan 200 km van Bogotá verwijderd, duurde de reis per bus zo'n 9 uur. Maar aan Charala had zij haar hart verpand.....


De Finca "El Cuchara", waar Rosalbino werd geboren, ~8 km ten zuiden van Charala en ~100 km ten noorden van Bogotá.

Thursday, June 7, 2012

Israel en Iran


HaZorea

De man in het vliegtuig van Zürich naar Tel Aviv was even oud als ik. In de oorlog was zijn familie door de Duitsers van Roemenië naar Wit-Rusland getransporteerd. Daar hadden ze allen door een mirakel het concentratiekamp overleefd. Hij keerde terug naar Roemenië, groeide daar op en emigreerde pas in 1961 naar Israel; naar Be'er-Sheva, waar hij een textielwinkel begon. Hij was nog ontdaan van de opmerking van een Zwitserse taxichauffeur: "Dat het maar goed was dat zijn land (Israel) in het Midden-Oosten lag..."

Net als bijna twee jaar geleden brachten Huib en Mirjam M. ons naar hun kibbutz HaZorea, over de nieuwe highway no. 6. En weer rijden we langs de "verboden" muur, langs de zich snel uitbreidende Joodse (bijv. Tzur Natao) én Arabische steden; weer gaan we over de Wadi Ara en zien we de door de ondergaande zon prachtig belichte Carmel Mountains. We rijden langs het zich steeds verder uitbreidende Yokne'am naar het vredige HaZorea, dat nog steeds te herkennen is aan het dak van de grote stallen.



Hijskranen boven het Joodse Tzur Natao, nét aan déze kant van "de muur" 
(niet te zien op de foto), symboliseren Israel's groeikracht 





Iedere ochtend worden we wakker met de welklinkende geluiden 
van de Grauwe Buul-buul. 


Iran en de bom

Na mijn bezoek aan Iran vorig jaar schreef ik in mijn blog dat het me niet zou verbazen als de verhouding tussen Israel-VS en Iran zou ontspannen. Maar het afgelopen jaar liet daar helaas niets van zien.

Wat is nu de werkelijke intentie van Israel's leiders en wat moet je beschouwen als wapengekletter om de onderhandelaars wakker te houden voor de komende besprekingen van de "P5+1" in Moskou op 18 juni? Na de onderhandelingen in Bagdad blijft Iran onverkort bij haar stelling dat het recht heeft op het verrijken van uranium tot 20% voor civiele doeleinden. Hebben ze ook het recht om voortdurend op te roepen tot volledige vernietiging van het "Zionistische regime" in Israel? Wil het Westen dat Iran uranium inlevert, dan moet het eerst de sancties opheffen. Maar het Westen gaat ermee door: op 1 juli aanstaande stopt de EU met de aanschaf van Iraanse olie. Dergelijke sancties zijn overigens volgens Rusland in strijd met het internationale recht.

De meeste mensen hier zijn tegen een militaire oplossing van het conflict met Iran. Maar wat doe je tegen angst? Tegen de angst voor een Iran dat voortdurend roept dat Israel geannihileerd moet worden? Tegen de angst voor een land dat op korte termijn (binnen 5 jaar) een kernbom kan maken op plaatsen (o.a. Natanz; zie Blog), die zelfs immuun zijn tegen Amerikaanse bommen? En een land van waaruit kernmateriaal verspreid kan worden naar organisaties zoals bijv. de sterke Hezbollah in Libanon?

Bommen op Iraakse (in 1981) en Syrische (in 2007) installaties bleken effectief (zie column van Amos Yadlin in The New York Times van 20 februari 2012). Gaat Israel weer zoiets doen? Dat is een vraag waar je aan moet denken als je de continue trainingsvluchten boven de vallei van Emek Yizre'el hoort.



 

Op het dak van het Carmelitische Muchraka-klooster, boven op Mount Carmel. Huib wijst naar de ruines van de Caravan Serail, ingeklemd tussen HaZorea en het steeds groter wordende Yokne'am. Links de vallei van Yizre'el. 





Akko: de "Enchanted Garden", de ingang naar het fort uit de 12de eeuw, waar de kruisvaarders aankwamen en konden uitrusten (Hospitaller Fortress). 



Be'er-Sheva

Wat is die stad gegroeid (nu zo'n 200,000 inwoners), maar ook de vlakbij liggende Bedouinen-stad Ra'ad. Met de Bedouinen worden de problemen betreffende land-toewijzingen langzaam opgelost. Daarmee vergeleken zijn onze problemen met minderheden maar heel klein.

Vaak als je met de mensen hier praat komen indrukwekkende, maar trieste verhalen uit de oorlog naar boven: op de vlucht vanuit Parijs met vader kunnen ontkomen naar het zuiden; moeder met broer op het nippertje door een Franse gendarme opgepakt en nooit meer gezien. En: grootouders overleefden Stalingrad, moeder kon met baby eruit komen en naar Omsk vluchten. Later via Litauen ontkomen naar Israel.

Toch zijn veel mensen hier positief. Echter niet wat betreft een vredesovereenkomst met de Palestijnen. Die willen, kunnen, mogen niet. Waarom proberen wij (USA, EU) de Israeliers te dwingen af te zien van hun nederzettingen, maar wordt er nimmer geprobeerd bij de Palestijnen iets af te dwingen? Bijvoorbeeld om hun onderwijssysteem te veranderen? In de door de VN gesubsidieerde schoolboeken zou het land Israel niet vóórkomen; dat is toch te gek?

Op mijn vraag aan een militair of Israel zou overgaan tot een aanval op Iran was zijn lakonieke antwoord dat zij al lang in de aanval waren....



Be'er-Sheva in de ochtendzon: godsdienstige reclame, 
bloeiende Bougainville en overal hijskranen.

Monday, March 26, 2012

De Bielersee, een bever en de eik


Begin maart ben ik samen met Marius naar de Bielersee gereden. Stilzwijgend was de beslissing gevallen om een grote eik te vellen. Het schuurtje (Schöpfli) was er in de jaren zestig omheen gebouwd en  moest nu worden leeggehaald.
De eerste nacht om half één, scheen een volle maan op het grasveld. Midden daarop ontwaarde ik een zwarte massa, een geestverschijning, een bever! Terwijl Marius het beest filmde in het extra licht van mijn zaklantaarn, draaide hij zich om en liep langzaam naar de Slipanlage (bootshelling) om vervolgens geluidloos de Bielersee in te glijden.



Langzaam draaide de bever zich om en liep terug naar het water.
iPhone-foto van Marius.

De volgende morgen vonden we haar spoor in het bevroren gras: vanuit het water liep het naar de eik. Die had deze herfst wel heel veel eikels geproduceerd, een strategie eigen aan planten die niet kunnen weglopen. Het bever-spoor leek het resultaat van talloze malen heen en weer lopen. Zouden bevers eikels eten? Of kwam hij alleen de eik inspecteren? Er waren echter nergens vraat- of knaagsporen te vinden.
Walter Hofer, de boer-houthakker die ons zou komen helpen, was de eik al twee keer komen inspecteren: hij durfde de kromgegroeide boom met zware zijtakken niet zelf te vellen.




 
De Bielersee, vóór en na het vellen van de eik in het midden van de foto.
 Op de achtergrond de Jura (Twannberg), op de voorgrond de Solermatte.

Op 21 maart zou de zomereik geveld worden door 3 man sterk. 's Nachts scheen ik verschillende keren met mijn zaklantaarn op het grasveld, maar ik zag geen bever meer. 's Ochtends bleek dat de bever tóch was komen kijken: het leek alsof er een kruiwagen uit het water naar boven was geduwd. Maar het spoor liep niet naar de eik. Was hij teruggegaan omdat er rond de boom zoveel was opgeruimd?

Urs Gnägi, een "Burger" (dat word je door afstamming; geen Bürger!) uit Bellmund, had niet veel tijd nodig: na het positioneren van Walter's tractor en het bevestigen van een trekkabel, duurde het nog geen 11 minuten voor de eik viel, precies op de tevoren aangewezen plaats. In het daaropvolgende geraas van 3 motorzagenn hoorde ik de Vink en de pas aangekomen Zwartkop fluiten alsof ze het lawaai wilden overstemmen. 
Urs zei dat ik tevreden kon zijn: er was minimale schade aan het grasveld van de buurman. Waar had ik mij zorgen over gemaakt?



 
Links de geheimzinnige stronk van de oude eik.
Rechts twee keer het zaagwerk van Urs Gnägi.

Jaarringen
Hoe oud was deze eik eigenlijk? Ik kon makkelijk zo'n 95 donkere ringen tellen. Maar dendrochronologie is wat ingewikkelder door de mogelijke vorming van valse ringen. Ik zal het aan John F. van de Archeologische Dienst van Kanton Bern vragen. Met hun dateringen van eiken palen in de Bielersee hebben ze immers kunnen vaststellen dat we hier op een neolithische nederzetting zitten van meer dan 4000 jaar geleden.
Zestig jaar geleden, toen ik hier speelde en roeide met Huib M., moet deze eik al een fikse boom zijn geweest waar we waarschijnlijk in geklommen hebben. We moesten hem nu kappen vanwege het openbare, van twee hekken voorziene voetpad dat de gemeente er langs gaat bouwen en vanwege de vele dode takken die bij elke storm naar beneden vielen. Tot nu lijken alleen de kraaien, waaronder de ~30 jarige Grägu, de boom te missen voor hun voorjaarsspel; en natuurlijk de Boomklever, die nu verderop zijn roep laat horen.

 
Roeien op de Bielersee met Huib M. rond 1950.





Tuesday, March 13, 2012

Na Suriname: Parbode, Bouterse en La Condamine


Op 19 februari zijn we veilig teruggekomen met een plastic zak vol grote pompelmoezen, meegekregen van Dennis. Niemand keek in die zak en de drie lange schroeven in mijn been werden evenmin door de metaaldetector geregistreerd...

Dole Padma
Nog regelmatig worden we aan Suriname herinnerd. Allereerst werd Dole op 11 maart 50 jaar! Zijn feest op Camp David hebben we moeten missen. Maar we hebben weer veel van Dole geleerd, over planten en geluiden: het hoge, snerpende geluid van Sagowijntjes in de bomen en, 's nachts, het lage, grommend geluid van de nachtreiger.


Het "open huis" van Dole, verscholen in het bos achterin Camp David.
Dole: "Zolang ik de bosgeluiden hoor en de apen er naar binnen kunnen kijken voel ik me er thuis" (foto Frank Boesveldt).

De Parbode
Op Camp David lagen dit keer exemplaren van de Parbode met interessante maar ook kritische artikelen over het proces Bouterse, over de Coup van 1980 en over het leven in Suriname. In de NRC van 12 maart wordt aandacht besteed aan een getuigenis van één van de coupplegers, Ruben Rozendaal: Bouterse zou wel degelijk op 8 december 1982 in Fort Zeelandia aanwezig zijn geweest. Zal zo'n tweede verklaring van deze oud-sergeant Bouterse nog kunnen deren? De Parbode-redacteur, Iwan Brave, wijst erop dat de verklaring ontsproten is uit bitterheid en nog steeds omhuld is door duisternis. Als ik me afvraag hoe de Surinamers hier ooit nog uit moeten komen, denk ik maar weer: hoe zit het met ons Srebrenica?

 
De Parbode van februari 2012, waarin Ruben Rozendaal aangeeft dat de tijd gekomen is ("boomrijp" is) om de waarheid te vertellen.


Ondertussen vierde een week na onze terugkomst Bouterse de staatsgreep van 25 februari 1980 op het "Plein van de Revolutie". Het politiebureau dat daar toen stond werd in brand geschoten. Nu staat er een monument gemaakt door de neef van Dennis, Jules Chin a Foeng.
Om de Coup te vieren ontving Bouterse Teodoro Obiang, de president van Equatoriaal-Guinea, een landje 6x kleiner dan Suriname. Met met de persoon heeft Bouterse wel enige overeenkomst: Obiang kwam aan de macht door een Coup in 1979, heeft weinig op met mensenrechten en heeft een zoon die verdacht wordt van grootschalige corruptie....


Het "Plein van de Revolutie" op de plaats van het voormalige politiebureau.
Links het relief gemaakt door de neef van Dennis Chin a Foeng.

In zijn toespraak heeft Bouterse erop gewezen dat Suriname haar eigen geschiedenis moet conserveren. En daar hoort misschien ook het korte bezoek bij dat La Condamine aan Paramaribo bracht in 1744. Op zijn poster van 2001 heeft Paul Woei dit bezoek onder de aandacht gebracht. Maar hoe is hij op de naam La Condamine gekomen? Gedurende ons bezoek aan Paul Woei zijn we daar nog niet achter gekomen. Wél vond Iwan Brave het een leuk idee om La Condamine’s bezoek meer in detail te beschrijven in een stukje voor de Parbode.


Op bezoek bij Paul Woei: prachtige beelden, schilderijen en sieraden (van zijn dochter). Maar hóe kwam hij nou aan de naam van La Condamine?

Afscheid
Het traditionele afscheidseten in Paramaribo was dit keer een rijsttafel in het Javaanse restaurant Sarinah: héél anders dan bij ons en héél lekker. De ~5 kg die we op de Corantijn waren afgevallen zijn er zo snel weer bijgekomen.


Afscheidseten in restaurant Sarinah, Paramaribo.
Links: Frank Tseng, die mee was op onze Corantijn-tocht, Marina, Dennis, Cindy en Anne-Margreet. Rechts: Hilbert en Lous. 

Saturday, February 25, 2012

Een bijzondere bezoeker op Camp David


Evenals tijdens mijn 3 voorgaande verblijven op Camp David, had ik ook nu weer discussies met mijn gastheer Dennis Chin-a-Foeng over Bouterse, de Decembermoorden en hoe Suriname ermee om zou moeten gaan. Aan Nederland, met ons Srebrenica (1995) en Rawagede (1947), kan men geen voorbeeld nemen.

Volgens Dennis: “Suriname heeft nu rust nodig. De meeste nabestaanden die nu in het rijke Nederland zitten moeten de Decembergebeurtenissen in Suriname niet alleen maar opjutten. Hun familieleden wisten eind 1982 dat ze het militaire bewind aan het destabiliseren waren met de bedoeling het omver te werpen. Ze hebben het risico genomen, het is niet gelukt en ze hebben de prijs betaald. Natuurlijk pijnlijk voor de nabestaanden. En als je meer wil weten over wat er in die tijd gebeurde moet je dat aan mijn vriend Klaus vragen, als hij langs komt.” 

In Nederland heb ik weinig gehoord over die “destabiliserende acties”. Wat is er waar van de organisatie van een tegencoup? 

Een andere vriend van Dennis is Theo Sjakshie, die me wees op de kamervragen gesteld door Harry van Bommel (SP; 20 november 2010):

“In 1986 plande Nederland een inval in Suriname om Bouterse te verwijderen. Dat blijkt uit een scherpe reconstructie van Frank van Kolfschooten vandaag in de Volkskrant. Hij sprak met oud-premier Lubbers en ex-ministers Van den Broek en Van Eekelen. De geruchten over een Nederlandse inval doen al sinds de jaren ‘80 de ronde maar zijn altijd tegengesproken. Toen ik in 2007 jaar naar aanleiding van een passage hierover in de memoires van Ronald Reagan vragen stelde aan minister Verhagen van Buitenlandse Zaken sprak hij alleen over een evacuatieplan. Verhagen heeft dus maar het halve verhaal verteld. Die inval is uiteindelijk niet doorgegaan maar de waarheid moet nu maar eens boven tafel komen. Daarom heb ik vandaag onderstaande vragen gesteld. Beluister hier het interview dat ik had over deze kwestie met de Wereldomroep.”

We willen hier dat in Suriname “de hele waarheid” boven tafel komt, maar moet dat niet ook in Nederland gebeuren?



Dole Padma, met zijn aanstekelijke lach.

Op de laatste dag van ons verblijf (zaterdag 18 februari 2012) stapte er op Camp David een lange, magere man uit zijn auto. Hij zag bleek en was uit Holland gekomen om hier aan te sterken. Hij sprak Sranan Tongo, maar ook vloeiend Nederlands, zij het met een duits accent. 

Voor het middageten had Dole het uit de slaventijd stammend Creoolse gerecht “Heri Heri” gekookt van zoete cassave, zoete patates, broodboom, bakbanaan, gekookte eieren en zoute vis.



Dole schilt de verse, zoete cassave voor het bereiden van een Heri Heri-maaltijd op Camp David.


De bezoeker

Na het middagmaal heb ik uitgebreid met de bezoeker gesproken: Hij werd in 1952 in Eisenach (Oost-Duitsland) geboren. In zijn jeugd was hij opstandig; hij weigerde bijvoorbeeld lid te worden van de Communistische jeugdbeweging. Wel nam hij later deel aan het “Gesellschaft für Sport und Technik”, waar men hem leerde met wapens om te gaan.


Op zijn 16de kwam hij op een paardenstoeterij in Neustadt an der Dosse, ten noord-westen van Berlijn. Hij hoorde daar van een West-duitse bezoekster dat er mensen gevlucht waren door de Elbe over te zwemmen. De volgende dag al nam hij een trein naar het noorden, liep van een station naar de Elbe, wachtte tot het donker was, verborg zijn kleren en zwom vervolgens ongeveer 5 km stroomafwaarts naar de overkant van de Elbe. Moegeworden klom hij aan land en liep naar een boom om uit te rusten. Plotseling klonk er een knal en gingen overal lichten aan. Hij liet zich van schrik in het hoge gras vallen en zag toen boven zich de “Stolperdraht” waar hij tegenaan was gelopen. Er kwamen soldaten langs van de grensbewaking; hij hoorde ze praten; ze vonden hem niet en hij viel in slaap. Hij werd wakker toen het weer licht werd, liep een heuveltje op en kwam bij een schuttersput met veldtelefoon; er zat niemand in. Hij liep verder over een gladgeharkte zandvlakte naar een prikkeldraadversperring, waar hij vrij makkelijk doorheen kwam. Vervolgens kwam hij bij een wachthuisje dat hij probeerde te openen om er uit te rusten. Op dat moment werd hij aangesproken door een west-duitse douanier op een fiets, die hem meenam naar een wachtpost. Daar kreeg hij boterhammen en vertelden ze hem dat hij geluk had gehad: juist bij wisseling van de wacht was hij door een mijnenveld gelopen!



Het gerecht “Heri Heri” op Camp David. Links Chris en Lous, op de achtergrond de bezoeker en rechts Dennis.

De West-duitse grenswachters gaven hem een treinkaartje en zetten hem op een trein naar een opvangcentrum. Daar kreeg hij een paspoort. Uiteindelijk kwam hij terecht bij een oom in Keulen. Deze oom was erg streng en K. is er weggelopen. Hij kwam in een kindertehuis terecht.


Toen hij 18 jaar was kon hij met een Hollandse vriendin naar Amsterdam gaan. Hij woonde in de Paulus Potterstraat, schilderde en werd toegelaten tot de Rietveld Academie. Hij kreeg een beurs uit Duitsland en woonde een tijdje als anti-kraker in het Goethe Instituut. Hij leerde veel Surinamers kennen. In februari 1976 ging hij op vakantie naar Suriname om voorlopig niet meer terug te komen.


In Paramaribo werd hij bestolen en na enige tijd als illegaal opgesloten. Na 2 weken cel op het hoofdbureau van politie aan de Waterkant (bij de coup in brand geschoten), kwam hij dankzij de vader van een vriendje weer vrij. Hij vond een baan bij Josef Slagveer, een Coroniaan die een persbureautje had. Hij kreeg een camera, maakte foto’s en hielp de journalist met een krantje.


Na de coup in 1980 stuurde Slagveer (die pro-Bouterse was) hem naar de NMR (Nationaal Militaire Raad) om te helpen met een propagandablaadje “25 Februari”, de datum van de coup. Dat bracht hem in direct contact met de militaire coupplegers. Net als in Amsterdam kon hij makkelijk met de mensen omgaan; hij was niet bang. Men suggereerde hem in militaire dienst te gaan en hij werd lijfwacht van John Hardjoprajitno, een van de sergeanten die als de “Groep van 16” de coup pleegden. Met hem had hij een goede tijd: ze gingen vaak het binnenland in naar het district Sipalawini.


Tijdens de moorden van 8 december 1982 op Fort Zeelandia waren ze in de Memre Boekoe kazerne op de Gemenelandseweg. K. herinnert zich dat op de ochtend van de 9de december Bouterse naar het appel kwam en vertelde dat 15 mensen op de vlucht waren doodgeschoten. Hij hoorde pas later dat zijn vroegere baas, Josef Slagveer, een van hen was. Hij heeft toen zijn ontslag genomen en is 10 jaar later naar Nederland teruggekeerd.


De sociologe Maureen Silos van het Caribbean Institute for Human Rights probeert een verklaring te geven voor het succes van Bouterse: 


"Ten eerste is hij een charismatisch leider, dat kan je niet ontkennen", stelt ze. Maar ook angst speelt volgens Silos voor veel Surinamers een grote rol. "Desi Boutserse belichaamt angstloosheid. Ik weet niet of hij van binnen werkelijk geen angst voelt, maar de manier waarop hij zich opstelt en gedraagt, is een belichaming van angstloosheid. In een samenleving die aan elkaar hangt van bewuste en onbewuste angsten, is Bouterse in feite een oase. Hij belichaamt iets wat we met z'n allen toch willen ervaren."


"Mensen willen dan graag vergeten dat hij ook een zeer ernstig mensenrechtenschender is en rücksichtlos zijn tegenstanders om zeep kan helpen. Hij heeft getoond over die grens te kunnen gaan."


Dat grote delen van de Surinaamse bevolking deze misdaden kennelijk even door de vingers zien, ligt voor een groot deel besloten in de Surinaamse volksaard, zegt de sociologe. "Wij in Suriname denken niet na over ethiek of moraal. Wij doen niet aan zelfreflectie en we hebben geen principes waarmee we ons gedrag zouden kunnen sturen."

"De Surinaamse samenleving is één groot gestress. Ook als je een baan hebt als onderwijzer of verpleegster, is er altijd stress. Het is altijd weer de vraag: hoe ga ik overleven?"

Veel Surinaamse kiezers zien de omstreden Bouterse als ultiem redmiddel om deze dagelijkse beslommeringen te ontvluchten. "Desi Bouterse is een belichaming van het verlangen om uit deze stress te komen. Ik denk niet dat hij in staat is om de stress weg te halen, maar hij is wel in staat om mensen te laten geloven dat hij dat kan."

Juist dat aangrijpen van een machtige figuur is kenmerkend voor de Surinaamse denken, vindt Silos. "In Suriname hebben we weinig zelfvertrouwen. Er is zo weinig stimulans om zelfvertrouwen te ontwikkelen, dat je gaat wachten tot iemand anders dat voor je doet. Wanneer dat niet lukt, ben je weer teleurgesteld en ongelukkig. Het is altijd met dat vingertje naar buiten wijzen, er is altijd iemand anders die schuldig is aan jouw problemen. Het is nooit de verantwoordelijkheid nemen voor je eigen problemen."

De “angstloosheid” van Bouterse die ze noemt, lijkt me ook een eigenschap die K. heeft geholpen om in Suriname te overleven. Hij was niet bang uitgevallen, noch toen hij als 16 jarige de Elbe overzwom, noch toen hij in Paramaribo lijfwacht werd bij een van de coupplegers. “Angstloosheid” is een nieuw woord voor mij. Maar het doet me denken aan Hans Keilson die beschrijft hoe hij niet bang was voor zijn tegenstander en dat hij zelfs “der Tod des Widersachers”, toeschrijft aan de angst die zijn verdelger (Hitler) zélf heeft. Hans Keilson is in elk geval de oorlog doorgekomen en 101 jaar oud geworden.



Dennis voor het monument van de revolutie, op de plaats van het oude politiebureau aan de Waterkant. Het werd gemaakt door zijn neef Jules Chin-a-Foeng.