Monday, February 13, 2012

Suriname reis: tocht naar Amatopo over de Corantijn


Telkens bij het zien van jonge, rode bladeren moest ik denken aan mijn oud-collega Michiel M. Met Frits B., die ons een half jaar geleden nog in de Utrechtse Hortus rondleidde, bediscussieerden we de mogelijke voordelen van de rode kleur voor het jonge blad. Hier, op Arapahu-eiland aan de Corantijn, waren die rode bladeren te zien op vele verschillende planten.

Dit blog draag ik op aan Michiel.
Hij overleed de dag voor ons vertrek naar Suriname.


Jonge bladeren waren vaak roodgekleurd; hier te zien op Arapahu eiland, het zuidelijkste punt van onze tocht de Corantijn op.


Trio-indianen
Gisteren, 8 februari 2012, zijn we teruggekomen van onze 10-daagse tocht (geleid door Paul de Boer) over de Corantijn: 300 km stroomopwaarts naar Amatopo. Een verslag van deze reis via Apura en Wonotobo zal op een aparte Blog-pagina “Surinamereis” gegeven worden.


3 Februari 2012: Lidie genietend van het uitzicht over de zandbanken vanuit ons kamp bij de Sisa-kreek, voorbij de Wonotobo-vallen.



Rapu Sike (geb. 1978) en Watiri Tyson (geb. 1982), de twee Trio-indianenen die ons met de korjaal veilig door de vallen loodsten. Onze bewondering voor hen werd met de dag groter, zéker ook op de terugweg.

Amatopo bleek maar een klein Trio-dorp te zijn met een drietal families afkomstig uit Kwamalasamoetoe. Het ligt op een heuvel vrij hoog boven de rivier. Het dorpshoofd was Kapitein Panneke. Met zijn toestemming konden we vlakbij het dorp kamp maken aan de oever van de Corantijn. De volgende dag (4 febr. 2012) zijn we nog met Sike en Tyson verder gevaren naar het Arapahu-resort, waar we wat kouds konden drinken. Er waren geen gasten. De beheerder, de Hernhutter Ronald Deel, nam ons mee door het bos naar de Frederik Willem IV-vallen: we hadden het meest zuidelijke punt van onze tocht bereikt!

Toen we in het Amatopo-kamp terugkwamen had onze reisleider, Paul de Boer, zijn plannen voor de terugtocht veranderd: de Trio-indianen bleken geen benzine meer te hebben en konden geen kant op; alleen als er een vliegtuigje kwam zouden enkelen van hen weg kunnen komen…. De zoon van de Kapitein, Basja (onderkapitein) Aktineu Panneke, zal nu met zijn lege benzinevaten in de aluminium boot van Dennis terugvaren. Aktineu is een boom van een kerel. Hij spreekt goed nederlands en is verleden jaar op uitnodiging van Conservation International op bezoek geweest bij het Museum van Volkenkunde in Leiden en ook bij het British Museum in Londen.
Tot verbazing van Paul de Boer kwam Aktineu niet alleen, maar met een aantal familieleden, waaronder een kleinzoon van nauwelijks drie jaar. De bezinevaten én de aluminium boot werden in en op een grote korjaal geladen. Paul en Dennis kregen een plaatsje toegewezen samen met zoon, schoondochter, Charles en Suzy die we in het dorp ontmoet hadden, en met zijn kleinzoon die met zijn vader helemaal voorin kwam te zitten.


Lege benzinevaten worden aan boord van Aktineu’s korjaal gebracht.


Aktineu met zijn groep en met Paul en Dennis aan boord. Hij voer  sneller dan wij stroomafwaarts, risico’s nemend in ondiepe vaargeulen. We zouden ze later weer inhalen omdat ze eerst nog moesten vissen voor het avondeten. Weer later kwamen ze bij ons kamp maken  bij de Sisa-kreek.

Het varen door de vallen zowel stroomóp- als stroomáf-waarts was spannend, het waarnemen van reigers,  Ijsvogels, zwaluwen en de Bonte watertirannetjes altijd weer boeiend, het zien van de reuzenotters en de parende blauw-rode Ara’s prachtig, maar het hoogtepunt van deze tocht was voor mij toch de ontmoeting met de Trio-indianen. Ik dacht er vaak aan terug, liggend in mijn hangmat onder een zeil en genietend van het geluid van de regen.


  
Met lichte bepakking wandelen we op de terugweg ldoor de jungle langs de Wonotobo-vallen. De Trio’s, nemen de rest mee en slepen ook de aluminium boot over de rotsen naar beneden.
Aktineu’s groep stapte over in een andere korjaal.


De rivierotters (5) trokken al vissend, fluitend, piepend en proestend langzaam de Wonotobo-vallen stroomopwaarts.

Bigi Pan
Na onze tocht en een overnachting in hotel River Breeze in Nieuw Nickerie, hebben we een zwamptour gemaakt door het Bigi Pan reservaat. Daar hadden we pech. Ondanks dat het eb was stond het water door de vele regen van de laatste dagen zó hoog dat de Rode Ibis er niet kwam fourageren. Ons verslag zal daarom dat van de tocht van de heer Jacobi, gemaakt op 17 september 1967 en door Miep J. aan mij toegestuurd, niet kunnen evenaren (zie Blog-pagina “Surinamereis”)


Een Zwarte arendbuizerd (Blaka-aka; Buteogallus urubitinga) kijkt minzaam op ons neer in Bigi Pan.

1 comment:

Unknown said...

leuk,dat jullie zo diep in het surinaamse binnenland gingen....

gr.premchand