Sunday, January 6, 2013

Reis naar India, 1936 - "Ook zijn er nog theosofen." (Nescio, 1916)


In de zomer van 1936 bracht mijn grootvader zijn zoon Coen Woldringh naar Oostende. Vandaar zou Coen, toen 25 jaar oud en gesjeesd uit Utrecht, met de boot naar India varen. Mijn grootvader zou hem nooit meer terugzien.
India staat deze dagen niet in een goed daglicht na de groepsverkrachting van een studente in Dehli. Wat volgens Kishwar Desai (Indian Express, 3-1-2013) naar boven komt is een pathologische onvrede bij een bepaalde klasse van mannen; onvrede met de onafhankelijkheid die moderne vrouwen er ten toon spreiden.



  
Rukmini Devi gefotografeerd door Coen Woldringh in Adyar (India).

Een vrouw die ooit voor haar onafhankelijkheid moest vechten was de theosofe Rukmini Devi Arundale (1904-1986). Zij was de dochter van een bekende sanskriet-leraar en theosoof. Zij werd danseres, stichtte in 1936 een danspedagogische academie in Adyar en werd als lid van het Indiase parlement ooit voorgedragen voor het ambt van president.

Toen Coen bij de "Theosophical Society" in Adyar aankwam was daar behalve Rukmini Devi ook de theosofe Maria Montessori, die met haar zoon uit Italië was gevlucht voor Mussolini. Bij het uitbreken van WO-II werd de zoon als Italiaan geinterneerd, terwijl Montessori zelf op het terrein van de Theosofische Vereniging mocht blijven. Coen fotografeerde haar daar in een klas met 6 kinderen.


"I have a photo of Maria taking classes with six children in front of her. This is a photo Ct. Nachiappan gave me 10 years ago! The photo was taken by Conrad Woldringh, a Dutchman who came to Kalakshetra. He could sing Carnatic music, and was Nachiappan’s photographer-guru." (http://madrasmusings.com/Vol%2021%20No%202/maria-montessori-recalled.html)

 

Geheel links, Coen's cottage bij Besant Gardens in Adyar. Rechts, Coen met een onbekende.


We weten zo weinig over Coen (1911-1941), al zijn wel wat brieven bewaard gebleven. Daaruit spreekt zijn grote behoefte aan "spiritualiteit", zijn verlangen naar inzicht in de "mystiek van het hogere", zijn betrokkenheid met occultisme en astrologie. Hij kon pianospelen, zingen en tekenen. G.S. Arundale bedankt Coen in zijn boek "The Lotus Fire - a study in symbolic yoga" voor zijn illustraties. Hij voegt er aan toe: "The artistic production of much of Adyar's literary output is due to his genius."
Zou hij gelukkig zijn geweest, daar in dat Adyar? Hij stierf er op 30 jarige leeftijd toen hij vóór een voorstelling achter het toneel een electrische kabel vastpakte.

 

Bussum, 15 augustus 1960: bezoek van Rukmini Devi en Sankara aan mijn grootvader (rechts). De "indische jongen" links ben ik.


Ik heb vroeger wel geluisterd naar de verhalen van mijn grootvader over "de wijsheid die uit het Oosten komt", over zijn ervaring met "stille krachten" en over spirituele groei waar elk jongmensch naar hoort te streven. Ook ontging me niet hoe hij de naam van Rukmini Devi uitsprak: dan brak er op zijn meestal strak gehouden gelaat een sprankje emotie door. Maar wat ik ervan over heb gehouden is de scepsis over al die grote "inzichten".

Mijn beide zoons heb ik proberen te leren om eerder kleine vragen te stellen dan grote antwoorden te accepteren. Heb ik hen de kans ontnomen om in spiritualiteit troost te vinden zoals Coen gedaan heeft?
Dat we voorzichtig moeten zijn met scepsis, maar ook spiritualiteit en religie niet al te serieus moeten nemen kunnen we leren van Nescio. In "De Verliefdheid", geschreven in maart 1919, schrijft hij over Ko van der Wielen, "... een gevoelig man, hij was zelfs een verliefd man, maar boven alles was hij scepticus. (....) Een mensch kan toch maar niet wezen wattie wil."
En in "'t Getal van het Beest", geschreven rond 1916 in de tijd van Titaantjes, eindigt hij: "De geleerde en scherpzinnige criticus leeft nog en kent nu alle schilderijen van het Rijksmuseum uit z'n hoofd en nog vele andere schilderijen en zijn technische kennis is zeer groot.
Ook zijn er nog theosofen."

No comments: