(English summary follows dutch)
Dordrecht
Ramon and
Marie Maddamin in hun huis te Dordrecht, vol herinneringen aan Suriname en
Indonesië.
Tijdens mijn bezoek aan de tentoonstelling "Koloniale oorlog
1945-1949" in het Verzetsmuseum te Amsterdam kwamen twee gedachten steeds bij mij op: allereerst het gevoel
dat ik mij gelukkig mocht prijzen nooit in de positie te zijn geweest van die
Nederlandse soldaten, die jonge opstandelingen moesten doodschieten. Ten
tweede, het besef dat het jarenlang ingeslepen superioriteitsgevoel bij de
koloniale gemeenschap en hun gebrek aan respect voor de inlandse bevolking, de
conditie moet hebben geschapen waarbinnen de begane wreedheden werden toegelaten.
Maar klopt deze voorstelling van zaken wel? Ik bedoel, is dit
het volledige beeld? En zo ja, hoe is dat na te gaan? Hoe werd die koloniale
oorlog door Indonesiërs ervaren? David van Rijbrouck is Bahasa (de taal in
Indonesië) aan het leren om de mensen te kunnen interviewen die deze oorlog nog
hebben meegemaakt "aan de andere kant". Ik moet het helaas proberen in
het nederlands. Daarvoor kon ik Ramon en Marie Maddamin in Dordrecht bezoeken.
Ramon is de oudoom van Ravie Ananda, die ik beschreef in mijn blog
"Kebumen, past and present" maar die zijn website over o.a. de geschiedenis van
Kebumen, alleen in het Bahasa schrijft. Ravie informeerde me over zijn oudoom
die nu in Dordrecht woont, maar in Suriname is geboren en een paar keer Kebumen
heeft bezocht. Wat is zijn geschiedenis?
Groningen,
Suriname
Ramon's moeder Samilah (geboren in Kebumen; ~1902 - 1984) kwam
als jong meisje in 1923 naar Suriname. Ze was mogelijk geronseld, maar was ook
boos op haar echtgenoot, bij wie ze een dochter, Siti Maryam, achterliet.
In Suriname trouwde Samilah met Karis Maddamin (verkeerde
spelling van Amadamin), die een jaar eerder uit Tjilatjap (Java) was gekomen. Ze
ontmoetten elkaar in de plantage "Peperpot". Later vestigden ze zich
in Groningen (even ten westen van Paramaribo) als kleine landbouwers. Ze kregen
7 kinderen, waaronder Paing Radjingun (woont in Groningen, Sur.), Karisah
(21-11-1933 - 3-11-2007), Rohmat (Ramon; woont in Dordrecht) en Joenoes (woont
in Rotterdam).
Toen Ramon 19 was ontvluchtte hij zijn ouderlijk huis en trok
naar Paramaribo. Daar werkte hij een aantal jaren voor de journalist André Kamperveen,
één van de mensen die op 8 december 1982 door Bouterse en de zijnen vermoord
is. Hij heeft verschillende keren zijn familie in Kebumen bezocht.
Links,
Ramon's ouders, Karis Maddamin en Samilah, op latere leeftijd in Groningen,
Suriname (rond 1960). Rechts, Ramon op bezoek in Kebumen bij de ouders van
Ravie in 1985. Rechts onder, Ravie met zijn vrouw en zoontje in 2015.
Kebumen,
Indonesië
In Kebumen trouwde Ramon's halfzuster, Siti Maryam met Supandi.
Zij kregen 6 kinderen. Op 19 december 1948 vluchtte Siti Maryam voor de
Nederlandse patrouilles ("Politionele Actie 2") de bergen in, naar de
desa Binangun. Daar werd in 1950 hun jongste zoon Sumadi geboren. Hij trouwde
met Hanimah en hun kinderen zijn Ravie Ananda en zuster Aila Rezania. Rond 1980
werkte Sumadi op dezelfde copra-fabriek (Mexolie) als mijn vader rond 1934.
Na 1946 kwam Kebumen in het territorium van de Republiek
Indonesia te liggen. Wat gebeurde er tijdens de Koloniale oorlog in Kebumen?
Op een van zijn vele website-hoofdstukken vertelt Ravie Ananda
hoe de Nederlanders op 19 december 1948, tijdens "Dutch Military Agression
II" Kebumen binnentrokken. Zij bezetten snel het terrein van Mexolie, de
copra-fabriek waar mijn vader rond 1933-'35 werkte. Vier mensen ("youth
leaders and employees of the plant") werden gevangen genomen, ondervraagd
en op de tennisbaan tegenover het huis van mijn ouders doodgeschoten. Het huis
was door de Kempetai (Japanse militaire politie) gebruikt als hoofdkwartier en
werd nu door de Nederlanders ingericht als commandopost. Later werd het
overgenomen door het Indonesische leger, zoals ik kon ervaren tijdens mijn
bezoek in 2000.
Op
het Mexolie-terrein: Links, het huis van mijn ouders en de tennisbaan in 1933.
Rechts, het huis als militair hoofdkwartier en dezelfde tennisbaan waar
executies werden verricht.
Koloniaal geweld
In het NIOD-blog "Nederland en de Indonesische
onafhankelijkheidsstrijd" van 13 augustus 2015 staat geschreven:
"In een
nog nauwelijks publiekelijk opgemerkt boek geredigeerd door Bart Luttikhuis en
Dirk Moses, Colonial counterinsurgency
and mass violence (2014), plaatsen achttien Nederlandse en buitenlandse
auteurs het conflict in een koloniale en internationale context. Een bijdrage,
van de Zwitserse historicus Rémy Limpach, vraagt bijzondere aandacht.
Het boek van Luttikhuis en Moses (Routledge, 2014) kost $150.
Gelukkig is het gebaseerd op een speciale uitgave van de Journal of Genocide Research, waarin ook een artikel van deze
auteurs (vol.14, 3-4; pag. 257-276; 2012). Zij schrijven: "Soldiers
entering the violent conflict, including those coming from a background of
armed resistance against the German occupier in the Netherlands, could be
socialized to regard ‘excessive’ violence as normal and acceptable." "Could be socialized", d.w.z. gewend
doen raken aan het geweld.
J. Hueting, die in december 1969 hierover geinterviewed werd
door de Volkskrant, geeft er een voorbeeld van. Hij vertelt tijdens een later
bezoek aan dezelfde kampong waar ze toen jonge mannen te pakken hadden gekregen
en langs de weg hadden neergezet: "Ik kan me pijnlijk goed herinneren dat
de chauffeur van de voorste wagen, een Brabantse jongen, uit zijn truck stapt
en zijn lichte mitrailleur meeneemt, een van de Owen guns die we gekregen
hadden in J(?), het hoofdkwartier,.... en zo eens rondkijkt.... en naar zijn
pistool-mitrailleur kijkt....en.....hij ontgrendelde de mitrailleur en schoot 2
gevangenen dood.... om z'n Owen gun te proberen..."
Indonesisch
onderzoek
Ook van Indonesische zijde wordt onderzocht wat er in die Koloniale
oorlog gebeurd is. Zoals hierboven gemeld vertelt Ravie Ananda op zijn in het
Bahasa geschreven website in tientallen verhalen wat er tijdens de Politionele
Acties 1 en 2 en later rond Kebumen gebeurd is.
In een reportage van Max van der Werff (NCRV TV) en de
Indonesische onderzoeker Ady Setyawan, die Ravie Ananda hebben bezocht, wordt
verteld hoe het Nederlandse leger op de weg van Gombong naar Keboemen een
marktplaats bij het dorpje Karanganyar met artillerie beschoten heeft. Volgens
Ravie's verslag ("Herinnering aan de kannonade op Candi-Karanganyar")
vond de artilleriebeschieting plaats op zondag (Wage) 19 oktober 1947, waarbij 786 dorpelingen omkwamen en een
tiental militairen (van het Republikeinse leger, TNI). Het is mij tot nu toe
niet gelukt dit na te gaan in de archieven van de KITLV en NIOD, maar zijn
verhaal vertoont grote overeenkomst met het bloedbad in Rengat op Sumatra op 5
januari 1949 (!), waarover gerapporteerd wordt in de NRC van 13/14 februari
2016. Bij die aanval kwamen meer dan 1000 Sumatranen om het leven.
Datum
beide foto's: 8 augustus 1948. Links, van de website van Ravie Ananda,
"Pancasila, Kebumen2013" (foto uit archief van het KITLV). Ravie's
onderschrift suggereert dat de Nederlanders de terrorist Jatin zullen
executeren. Rechts, Fotocollectie Dienst voor Legercontacten Indonesië. Reportage
/ Serie
[DLC] Evacuatietrein vanuit Gombong. Nummer archiefinventaris:
bekijk
toegang 2.24.04.01. Bestanddeelnummer
3626. Gombong ligt even ten westen van Kebumen.
In een ander verhaal op de website van Ravie Ananda toont hij
een voor mij aangrijpende foto (uit het KITLV archief), met een legenda waarin
hij lijkt te suggereren dat de gevangene Jatin door de Nederlanders
geëxecuteerd zal worden. Maar het
KITLV-bijschrift bij een foto van dezelfde gebeurtenis vertelt een ander
verhaal:
"Een belangrijke bijdrage in het
herstel van orde en veiligheid rond de Status Quolijnen (o.a. bij Gombong),
levert de samenwerking tussen de Nederlanders en de Daerah (districts)politie.
Zij bestaat uit agenten, gerecruteerd uit de kampongs en dessa's, die de patjol
(schop) voor de karabijn hebben verwisseld. De Daerah-politie heeft in de
afgelopen maanden geleerd efficient te werken. Enkele keren konden door deze
politie grote en belangrijke arrestaties worden verricht. Het gelukte de
Daerah-politie van Gombong de hand te leggen op een gevreesd terrorist met
name: Jatin. Het is nog maar een jongen, maar desondanks heeft hij negen
moorden en talloze plunderingen op zijn kerfstok."
Voor het lot van Jatin moet gevreesd worden. Maar door wie zal
hij geëxecuteerd worden, door de Nederlanders of door Daerah-politiemensen? En
wat waren dat voor mensen? Hoe verschilden zij van de KNIL-militairen in het
Andjing Nica Bataljon dat nauw samenwerkte met de Daerah?
Een
ingewikkelde geschiedenis
Na 60 jaar keerde ik voor het eerst weer terug naar Java. Voor
mij was één van de raadsels van Indonesië, van de mensen daar, het ontbreken
van haatdragende gevoelens jegens de Nederlandse toeristen (Dat was op Curaçao
wel anders!). Ook in het filmpje van Max van der Werff wordt dit opgemerkt in
een interview met een oude man.
Tijdens de Koloniale Oorlog (Politionele Acties 1 en 2) kwamen
~6000 Nederlandse soldaten om tegenover ~150,000 Indonesiërs. Dat lijkt een
Israelisch-Palestijnse verhouding. Maar is dat wel zo? Zijn niet veel
Indonesiërs omgekomen tijdens schermutselingen (moordpartijen) tussen eigen
groepen? En als dat zo is, zou deze ingewikkelde geschiedenis de reden kunnen
zijn waarom er geen speciale haat gevoeld lijkt te worden jegens de
Nederlanders?
Een informatief artikel over deze ingewikkelde geschiedenis, ook
wel de bersiaptijd genoemd, is dat
van William H. Frederick (Ohio University) in de Journal of Genocide Research (vol.14, 3-4; pag. 359-380; 2012),
getiteld "The killing of Dutch and Eurasians in Indonesia's national
revolution(1945-49): a 'brief genocide' reconsidered." Op pag. 369 worden
hoge getallen genoemd voor het aantal gedode Nederlanders en Indo's (Euraziaten).
Zie echter het artikel van Bert Immerzeel in Java Post. Of het
"genocide" genoemd moet worden blijft een vraag, maar duidelijk wordt
gemaakt dat het buitensporige "dekolonisatie geweld" een gevolg was
van Nederlands en Japans kolonialisme en van raciale spanningen, niet alleen
tussen Indonesiers en Nederlanders, maar ook tussen etnische Indonesiers en
Indo's.
De
film "Merdeka" gezien in het Verzetsmuseum in Amsterdam: Hoe moeilijk,
ja onmogelijk is het om de geschiedenis te verbeelden?
In de film "Merdeka" (Verzetsmuseum, Amsterdam) worden
mensen als Hatta ("National Hero"; Minangkabauer), Nasoetion ("National
Hero"; Bataker), en Abdulgani (jeugdleider van de PRI; de pemuda, republikeinse jongeren
organisatie) geinterviewed. Ogenschijnlijk zonder haatgevoelens jegens
Nederland vertellen zij hun verhaal en de voor hun gunstige loop van de
geschiedenis na de Japanse capitulatie. De sympathieke indruk die de voor mij
onbekende Ruslan Abdulgani in dit filmpje op mij maakte staat in schril
contrast tot de feiten die Frederick in zijn artikel naar voren brengt over de
PRI en over hen die er leiding aan gaven. De wandaden, begonnen in Surabaya en
voortgezet op het platteland gedurende de bersiaptijd,
waren van een ongekende wreedheid en de verdenking bestaat bij onderzoekers als
Frederick, dat de Republikeinse leidinggevenden en zelfs Sukarno, ervan op de
hoogte waren. Ik ben benieuwd wat Rémy Limpach en David van Rijbrouck hierover
gaan zeggen.
English summary: " Decolonization-2"
Ravie Ananda, who lives in Kebumen and whose father worked at
the same copra-factory Mexolie as my father, sent me photographs of his
great-uncle, Ramon Maddamin. Ramon now lives in Dordrecht, but was born in
Suriname, where he learned to speak Bahasa Indonesia (and Javanese). He visited
the family of Ravie in Kebumen several times. I visited Ramon and his wife
Marie in Dordrecht, where they showed me pictures and a movie about Kebumen.
Ravie has an elaborate website with many historical accounts
about what happened in his town during the colonial war 1945-'49 and later. It
appears that the house where my parents lived in 1933-'35 became a military
headquarter and that the tennis court in front of the house had served as
execution place in 1947.
On Dutch television a documentary has been shown by Max van der
Werff about Ravie Ananda's story of the "Canonade ofCandi-Karanganyar", where hundreds of civilians were killed.
In spite of excesses performed by the Dutch, it was my
impression during my visit to Indonesia in 2000, that the Indonesian people
were not hateful against Dutch tourists. Could the reason for this be that it
were not only the Dutch who committed killings, but also the Indonesians who
committed atrocities against Dutch, Eurasians (Indo's) and their own people,
when suspected not to be loyal towards the Republic? This complex history of
the post-war period, the so-called bersiap,
is described by William H. Frederick (Ohio University) in the Journal of Genocide Research (vol.14,
3-4; pag. 359-380; 2012), entitled "The killing of Dutch and Eurasians in
Indonesia's national revolution(1945-49): a 'brief genocide' reconsidered."