Saturday, June 14, 2025

Virussen, vaccins en de onzekere oorsprong van de COVID-19 pandemie

Deze post is opgedragen aan wijlen Catherine Marchand, die de Blog Posthume samenstelde en geïnteresseerd was in virussen en vaccins. Ze vertelde me over de Spaanse de Balmis expeditie.

Samenvatting 

 Dit verhaal begint met de 18e-eeuwse Franse landmeter en wetenschapper La Condamine die deelnam aan een expeditie in Ecuador om de afplatting van de aarde vast te stellen. In zijn voetsporen, van Quito tot Paramaribo, reisden Hilbert vdM en ik in 2010 de Amazone af. Behalve om deze terugreis, bewonder ik La Condamine om zijn pleidooi voor het toen nog risicovolle inenten tegen pokken, lang voordat men wist wat virussen waren. Vervolgens probeer ik de vraag te beantwoorden wat virussen eigenlijk zijn: genetisch materiaal (DNA of RNA) in een minuscuul eiwitomhulsel. Ze komen voort uit en vermenigvuldigen zich in alle soorten levende cellen. Hoe ze ontdekt zijn (in 1898) en hoe ze geholpen hebben bij de ontwikkeling van de huidige moleculaire biologie en van vaccins, probeer ik te illustreren aan de hand van twee tijdlijnen van ontdekkingen. Daarna wordt in het kort de werking van vaccins besproken en tenslotte wordt ingegaan op de oorsprong van de recente COVID-19 pandemie. 


 1. Inleiding 

 Twintig jaar geleden, op een reis met twee roeimakkers (Hilbert vdM. en Chris D.) naar Suriname, kregen we van ons gast-echtpaar, Dennis en Cindy Chin-a-Foeng, een toeristische poster van Paul Woei (Fig. 1). Daarop zagen we voor het eerst de naam "La Condamine". In het onderschrift stond: “In 1744, La Condamine made a stop in Paramaribo after a long journey from the Andes down the Amazone river. Botanical specimens which he had lost on his way were replaced.” De avonturen van de geograaf en wiskundige La Condamine, werden o.a. besproken in de boeken van Hélène Minguet (1981), Florence Trystram (1987) en Neil Safier (2008; zie Verwijzingen). Gefascineerd door deze verhalen besloten twee van ons in 2010 de tocht na te reizen "in the footsteps of La Condamine". La Condamine was één van de tien expeditieleden van een Frans-Spaanse expeditie die de vorm van de aarde moest bepalen in verband met de gerezen controverse tussen Newton (Londen) en Cassini (Parijs) over de afplatting van de aarde. Daarvoor moesten zij de afstand over het aardoppervlak tussen twee punten op een lijn (meridiaan) tussen Quito en Cuenca (ongeveer 3 breedtegraden) nauwkeurig opmeten met de toenmalige lengte-standaard, de toise. Tegelijkertijd werden de begin- en eind-posities van de lijn bij Quito en Cuenca bepaald aan de hand van sterrenkundige metingen. Omdat bij afplatting aan de polen de boogafstand over 3 breedtegraden groter is aan de pool dan aan de evenaar, konden zij vaststellen dat de aarde aan de polen is afgeplat, zoals voorspeld door Newton.
Fig. 1. De beeldhouwer Paul Woei (1938 - 2024) bij zijn poster in Paramaribo; 2005. ( https://nl.wikipedia.org/wiki/Paul_Woei ) Mijn bewondering voor La Condamine werd allereerst gewekt door zijn durf om op de terugreis naar Parijs, met al zijn aantekeningen, meetapparatuur en verzamelde monsters, de grotendeels onbekende Amazone rivier af te zakken (Fig. 2).
Fig.2. Na 9 jaar metingen verricht te hebben tussen Quito en Cuenca (Ecuador), ondernam Charles-Marie de la Condamine de terugreis naar Europa in 1743, samen met zijn vriend Pedro Vicente de Maldonado. Zie: Blog "La Condamine's voyage" (2007). 

 Een tweede reden betreft La Condamine's wetenschappelijke aanpak. In tegenstelling tot zijn twee collega's, de wiskundigen Godin en Bouguer, wilde La Condamine dat zij alle drie hun metingen en berekeningen openbaar zouden maken. De anderen weigerden dit, hetgeen leidde tot wantrouwen, ruzies en onzekerheid over de uitkomsten. Een derde reden om La Condamine hier te noemen is zijn betrokkenheid samen met andere expeditieleden bij de ernstige uitbraken van het pokkenvirus in Quito en Lima. Twee van de expeditieleden waren arts en actief betrokken bij immunisaties d.m.v. "variolatie" (het besmetten van gezonde mensen door het in een sneetje in de huid aanbrengen van pus uit de puisten of pokken van zieke mensen). Op zijn terugreis en ook later in Frankrijk, was La Condamine een voorvechter van deze methode. Later, als een bekend geworden persoon in Parijs, liet hij zich inenten om de onschadelijkheid van het "vaccin" aan te tonen. Waar haalde hij de moed of het inzicht en vertrouwen vandaan in een tijd waarin men nog geen idee had van de "ziektekiemen" (cellen, bacteriën, virussen), die zoveel mensen deden sterven aan deze verschrikkelijke ziekte? 
 Nu weten we dat pokken veroorzaakt wordt door een virus, een structuur die we kunnen isoleren en waartegen we vaccins kunnen maken. Maar allereerst moeten we proberen te begrijpen wat virussen eigenlijk zijn. 


 2. Wat zijn virussen? 

 Alle levende organismen zijn opgebouwd uit cellen (zie Aanhangsel A1, "Kamers en cellen"). In Fig. 3 zijn drie verschillende soorten cellen op dezelfde schaal afgebeeld: (1) een kankercel (genoemd HeLa), die hier model staat voor alle "hogere" dierlijke en plantaardige cellen die een kern hebben waarin het DNA gepakt zit; (2) een primitieve, ééncellige gistcel (bakkersgist), eveneens met een kern; (3) een ééncellige bacteriecel (de darmbacterie Escherichia coli), die geen kern heeft, maar een nucleoid. Al deze cellen kunnen virussen produceren, véél kleinere structuren zoals aangegeven in Fig. 3. Een virus is een heel klein "pakketje" met genetische informatie (genoom genoemd) bestaande uit DNA of RNA, omgeven door een beschermende eiwitmantel. 
Virussen zijn dus geen cellen, maar zijn opgebouwd met dezelfde moleculen (o.a. eiwitten) als die van de cellen waaruit ze zijn ontstaan. Virussen hebben geen cytoplasma, de blauwgekleurde "inhoud" van de drie cellen weergegeven in Fig. 3. Cytoplasma is een gel-achtige vloeistof met een hoge concentratie eiwitten (voornamelijk enzymen; zie Fig. 4). In dit cytoplasma vinden de vele biochemische reacties plaats, die uiteindelijk de productie van energie en de synthese van macromoleculaire "bouwstenen" voor DNA, RNA en eiwitten mogelijk maken. Mede dankzij dit cytoplasma kunnen cellen groeien en delen. Het cytoplasma is omgeven door een membraan (zwarte lijn). Membranen bevinden zich ook in het cytoplasma, waarin zich door een membraan omgeven, ronde of langgerekte blaasjes bevinden (zgn. organellen). Bijvoorbeeld de mitochondriën, die energie produceren, het endoplasmatisch reticulum, waar eiwitten en virussen gemaakt worden of de vacuole in gist (Zie Fig. 3). Bacteriën hebben geen organellen. 
Zonder cytoplasma kunnen virussen geen energie produceren en dus ook niet groeien en delen zoals cellen. Wel kunnen zij cellen van dezelfde soort als waaruit ze gevormd zijn, weer binnendringen en de synthese-reacties van de cel "overnemen", waardoor zij zich in de cel kunnen vermenigvuldigen, gebruikmakend van de door de cel geproduceerde energie.

 
Fig. 3. Vergelijking op schaal van een kankercel, een gistcel en een bacteriële cel. Het cytoplasma is blauw gekleurd. DNA is rood gekleurd. Alle "hogere" cellen hebben een kern en worden daarom ook "eukaryoten" genoemd. Het grijze gebied in de kern is het kernlichaampje of "nucleolus". Daarin bevinden zich de genen voor de aanmaak van ribosomen (zie Aanhangsel A3). De rechte, zwarte lijnen in het cytoplasma zijn microtubuli, ook wel spoeldraden genoemd, waarmee tijdens de kerndeling (mitose) de chromosomen getransporteerd worden naar de toekomstige dochtercellen (zie Aanhangsel A3). Bacteriën hebben geen kern, maar een zgn. nucleoid en worden daarom "prokaryoten" genoemd. Zij hebben ook geen organellen, zoals het mitochondrion (voor energie) en het endoplasmatisch reticulum (voor o.a. virusproductie. De dubbele pijlen geven aan dat een virus gevormd door een bepaald soort cel, die cel ook weer kan infecteren. Als voorbeeld van een virus is het coronavirus op een andere schaal weergegeven. De diameter van dit virus is ongeveer 300 nanometer (nm). 

 In elke levende cel bevindt zich DNA dat zich kan verdubbelen in het zgn. replicatieproces. Dit DNA wordt "overgeschreven" naar mRNA ("messenger-RNA"; het zgn. transcriptieproces). Vervolgens wordt het mRNA "vertaald" in eiwitten (in het zgn. translatieproces; zie Fig. A2 in Aanhangsel "Kamers en cellen"). In Fig. 4 is dit "centrale dogma van de moleculaire biologie" uit 1958 weergegeven (zie ook Blog "Dogma, virus en vaccin", 2020). Men was er in die tijd van overtuigd dat de erfelijke informatie, vastgelegd in de volgorde van de nucleotiden (ook basen genoemd) van het DNA, als het ware "stroomt" van DNA naar RNA en vervolgens van RNA naar eiwit. Deze beide processen, transcriptie en translatie, zouden ónomkeerbaar zijn. Dat betekent dat van een eiwit geen RNA gemaakt kan worden en van RNA geen DNA. Maar al in 1970 werd door Temin en Baltimore (zie Coffin en Fan, 2016), onafhankelijk van elkaar, een enzym gevonden dat van een mRNA streng een DNA-enkelstreng kon maken, het zgn. "reverse transcriptase" (zie Fig. 4). Retrovirussen zoals HIV en corona-virussen maken van dit enzym gebruik (zie Aanhangsel A3). De structuur van cellen wordt voor een groot deel gevormd door zgn. structurele eiwitten. Zgn. functionele, niet-structurele eiwitten (enzymen) verzorgen de vele biochemische reacties in de cel, zoals replicatie, transcriptie, translatie, transport, regulatie en energieproductie. Voorbeelden van structurele eiwitten zijn de tubulines, die de spoeldraden vormen en het spike-eiwit van het coronavirus SARS-CoV-2 (zie Fig. 3).

 
Fig. 4. "Het centrale dogma van de moleculaire biologie (1958)". Het stabiele DNA-molecuul in de vorm van een dubbele helix, is de drager van onze erfelijke informatie. Het instabiele mRNA is de intermediair die genetische informatie overdraagt van DNA naar eiwit. De genetische code is vastgelegd in het DNA d.m.v. de volgorde van 4 verschillende nucleotiden of basen (gekleurde blokjes), die op elkaar passen en de zgn. "base-paren" vormen. Samen met 2 suiker-fosfaat ketens (rode lijnen) vormen ze de "double helix". Van één van die ketens wordt de reeks van basen (nucleotiden) "overgeschreven" (in het transcriptie-proces) naar het enkelstrengs mRNA (zwarte lijn). Vervolgens wordt de volgorde van de basen van het mRNA "vertaald" naar een volgorde van aminozuren (in het translatieproces). De keten van aminozuren vouwt zich spontaan op tot een eiwit (hier bolvormig weergegeven). Eiwitten kunnen verdeeld worden in structurele eiwitten (zoals het tubuline van de spoeldraden of het spike-eiwit van het coronavirus) óf functionele eiwitten (zoals enzymen, hormonen of immunoglobulinen). Voor "reverse transcriptie" zie Coffin en Fan (2016). 

 Als er door mutatie van het DNA in de celkern (bijv. door ultraviolette straling of door fouten in het replicatieproces) een base verandert (de gekleurde blokjes in Fig. 4), kan er een verandering optreden in de genetische code waarin de erfelijke eigenschappen van de cel zijn vastgelegd. Dit kan via het veranderde mRNA tot gevolg hebben dat tijdens het translatieproces een ander aminozuur in een eiwit wordt ingebouwd. Vervolgens kan hierdoor de structuur en functie van dit eiwit veranderen. Als het eiwit door één of meerdere mutaties een nieuwe functie krijgt spreekt men van "gain-of-function". Deze mutaties kunnen gedetecteerd worden door de bepaling van de volgorde van de basen (nucleotiden) in DNA of RNA; de volgorde-bepalingen worden "sequencing" genoemd en zijn te vergelijken met de PCR-test (polymerase keten reactie), waarmee genetische afwijkingen, ziektes en virussen gekarakteriseerd kunnen worden. Het zijn dergelijke mutaties en de verandering in eiwitstructuur die de veranderende eigenschappen van virussen zoals SARS-CoV-2 bepalen.  
In 1898 toonde de Delftse microbioloog Beijerinck (Fig. 5) aan dat een ziekteverwekkend tabaksplantenextract geen bacterie kon zijn omdat het na het passeren van filters die alle bacteriën tegenhouden nog steeds andere planten kon infecteren. Hij noemde (als eerste!) de ziekteverwekkende vloeistof "virus" (het latijnse woord voor "gif"). Daarmee werd het tabaksmozaïekvirus (TMV) het eerste virus dat in detail is beschreven. In 1958 werd er een model van gepresenteerd op de Wereldtentoonstelling in Brussel (Fig. 5, rechts), gemaakt door Rosalind Franklin. Zij was ook betrokken bij de opheldering in 1953 van de structuur van DNA, van de zgn. dubbele helix zoals getekend in Fig. 4.

Fig. 5. In 1898 bevestigde Beijerinck de filtreerbaarheid van het tabaksmozaïekvirus, TMV. De ziekteverwekker was dus géén bacterie, maar een "vloeistof" die zich kon vermenigvuldigen in cellen. Hij noemde het "virus". Rechts: In 1958 maakte Rosalind Franklin een model van het virus bestaande uit een hol eiwitbuisje (diameter 18 nm), waarin een enkelstrengs ssRNA molecuul gepakt zit. Dit model bleek later juist te zijn.

 In 1917 ontdekte Félix d'Hérelle van het Institut Pasteur in Parijs, een onzichtbare structuur die bacteriën kon doden. Het was een parasiet op bacteriën of wel een bacterie-eter die bacteriofaag werd genoemd. Omdat bacteriën kunnen groeien en delen en energie kunnen produceren, net als "hogere" cellen, zijn uit zulke cellen ook virussen ontstaan. Tijdens mijn biologiestudie leerde ik in 1964 om bacteriophagen te kweken en te isoleren. In 1966 konden ze op het Laboratorium voor Elektronenmicroscopie gefotografeerd worden (Fig. 6). Het bijzondere van deze virussen is dat zij hun DNA (lineair dubbelstrengs DNA) in de bacterie injecteren met behulp van een holle staart. Dit in tegenstelling tot de meeste virussen van hogere, eukaryote cellen, die de structuren meestal in hun geheel opnemen d.m.v. endo- of fagocytose. Vooral in Rusland worden bacteriophagen nog steeds ingezet als (alternatieve) therapie tegen antibioticaresistente bacteriën (zoals sommige E. coli-bacteriën).
Fig. 6. Elektronenmicroscopische opnamen van bacteriophaag T2r uit 1966 gemaakt door Nanne N. Vgl. Fig. 1b in Woldringh, 2023. (A) Twee bacteriophagen zichtbaar gemaakt door beschaduwing met platina. De icosaëdervormige kop (kapsel) is duidelijk te zien. Instrumentale vergroting 30,000x. (B) Bacteriophaag "gekleurd" met uranylacetaat. Aan de DNA-bevattende kop zit een holle staart eindigend in een basisplaat met eiwit-fibers waarmee de bacteriophaag zich kan hechten aan de bacterie. Instrumentale vergroting 360,000x. De diameter van de phaagkop is ~80 nm. (C) E. coli-bacterie met vele geadsorbeerde bacteriophagen. Instrumentale vergroting ~25,000x. 


 3. Tijdlijnen van wetenschappelijke ontdekkingen en van virusinfecties en vaccinaties 

 De tijdlijn in Fig. 7a van biologische ontdekkingen begint met de waarneming van Robert Hooke (Londen) in 1665, dat kurkweefsel bestaat uit hokjes, die hij "cellen" noemde. Enige jaren later, in 1674, beschreef Antoni van Leeuwenhoek (Delft) dat hij in een druppel water met zijn microscoop "ongelofelijk veel kleine diertjes" zag, vaak in de vorm van staafjes. Hij maakte de eerste tekeningen van bacteriën (bacterie is het Griekse woord voor staafje, dat pas in 1838 werd geïntroduceerd). Pas twee eeuwen na hun ontdekking, in 1877, worden bacteriën door wetenschappers als Robert Koch (Göttingen) en Louis Pasteur (Parijs) herkend als ziekteverwekkers. Zoals beschreven in Fig. 5 en 7a, worden aan het begin van de 20ste eeuw de eerste virussen ontdekt en beschreven. Met de ontrafeling van de structuur van DNA als dubbele helix en van antilichamen als grote, samengestelde eiwitten in de jaren '50, begint rond 1964 de moleculaire biologie met de ontdekking van speciale eiwitten die DNA-moleculen kunnen "knippen", zgn. restrictie-enzymen. Zulke enzymen werden gebruikt voor het maken van de eerste genetisch gemodificeerde darmbacterie, Escherichia coli (zie Boyer en Cohen, 1972). Dit markeerde het begin van de zgn. recombinant-DNA-technologie. 
In februari 1975 werd een conferentie gehouden in Asilomar (Californië), met advocaten, artsen en journalisten in het publiek. Men was bang dat de genetisch gemodificeerde darmbacteriën onderzoekers en publiek in gevaar zouden brengen. Op deze unieke en openbare conferentie werden strikte regels besproken waaraan onderzoekers zich moesten houden. Dankzij deze beperkingen kreeg het publiek meer vertrouwen in de wetenschap en kon het onderzoek doorgaan. Nu, 50 jaar later, is de recombinant-DNA-technologie, samen met de regels van inperking, routine geworden in medische en biologische laboratoria. Er zijn geen gevallen bekend waarbij een groot publiek ooit in gevaar is gebracht. Niettemin ontstond er bij het publiek toch weer angst voor de snelle voortgang van recombinant-DNA-technieken en wantrouwen bij de constructie van genetisch gemodificeerde organismen. Hoe kan aan een leek worden uitgelegd dat genetisch gemodificeerd voedsel geen kanker kan veroorzaken? Dit vereist een lange en intensieve periode van kennisoverdracht. De tijdlijn van infecties en vaccinaties (Fig. 7b) begint in het oude Egypte (3000 BC), waar in mummies aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van zowel pokken als polio. 
Het pokkenvirus veroorzaakte in de 18de eeuw een pandemie in Europa, waar het per jaar ~400,000 doden veroorzaakte. In de 17de eeuw was de ziekte al door de Spanjaarden naar de Nieuwe Wereld overgebracht. Rond 1620 was in het Amazonegebied 80% van de Indiaanse bevolking aan pokken overleden. Nog gedurende de expeditie van Francisco de Orellana in 1540, beschreef de meereizende monnik Carvajal dat zich aan de oevers van de Amazone florerende, dichtbevolkte Indiaanse dorpen bevonden. Omdat La Condamine daar 200 jaar later niets van terugvond, werden zijn beschrijvingen als overdreven beschouwd (Zie: Orellana, 1540). De ineenstorting van het rijk van de Azteken (1520) en dat van de Inca's (1530) tijdens de Spaanse kolonisatie, wordt door historici niet alleen toegeschreven aan het bezit van zwaarden, paarden en vuurwapens, maar vooral aan de dodelijke pokkenziekte.

 
Fig. 7a. Tijdlijn van biologische ontdekkingen (zie tekst). 

 De tijdlijn van infecties en vaccinaties (Fig. 7b) toont de voortgang van langzaam verworven inzichten in het ziekteproces van vooral pokken (smallpox, variola, la petite vérole). Aangegeven zijn ook de epidemieën van influenza, polio en tenslotte COVID-19 (veroorzaakt door het coronavirus, SARS-CoV-2). De waarnemingen van het ziekteproces van pokken bij zovele zieken en stervenden heeft rond 1500 al in China geleid tot het toepassen van de bovengenoemde techniek van "variolatie". Via India en het Ottomaanse rijk, kwam deze behandelingswijze in de 18de eeuw naar Europa, waar toen een pokkenpandemie heerste. In 1798 ontdekte in Engeland o.a. de arts Edward Jenner dat hij mensen immuun kon maken door ze te besmetten met pus uit de blaasjes van mensen lijdend aan koepokken (vacciniavirus). Dit veroorzaakte bij mensen slechts een milde ziekte. Hij gebruikte daarvoor als eerste de naam "vaccinatie" (van vacca of koe in het Latijn.) In die tijd ontstond bij de proeven van Jenner ook al de eerste antivaccinatie beweging.
Fig. 7b. Tijdlijn van virusinfecties en vaccinaties (zie tekst). 

 In Spanje werd in 1803 de "Balmis-expeditie" uitgerust om in de Nieuwe Wereld koepokken-"vaccins" te verspreiden. Op het daarvoor uitgeruste schip bevonden zich 22 weeskinderen die achtereenvolgens met pus uit de pokkenblaasjes van de zieke kinderen werden besmet, om zo het "vaccin" levend te houden en te bewaren.  
Het is nu moeilijk voor te stellen dat deze ontwikkelingen en behandelingen werden toegepast zonder enige kennis van het bestaan van bacteriën (al in 1674 voor het eerst waargenomen door Antoni van Leeuwenhoek, maar pas in 1877 door Pasteur als ziektekiemen beschreven), of van virussen (pas beschreven in 1898; Fig. 4), laat staan van moleculen als DNA, RNA of eiwitten, zoals antilichamen (zie Fig. 7a). Het onderzoek naar deze macromoleculen kwam pas goed op gang na de Tweede Wereldoorlog. 
In de Verenigde Staten brak in 1952 voor het eerst een grote polio-epidemie uit: 57,000 mensen stierven en 21,000 raakten verlamd. Mede dankzij een succesvolle campagne, "March of the Dimes" genoemd, gestart door president Roosevelt (hij had in 1921 polio gekregen), begon men daar een grootschalig vaccinatie-experiment. Uit het bloedserum van poliopatiënten ontwikkelde Jonas Salk een vaccin van geïnactiveerd virus. Dankzij vergelijkbare vaccins tegen pokken kon in 1980 verklaard worden dat het variolavirus wereldwijd was uitgebannen. Het poliomyelitis virus is pas sinds 2020 (vrijwel) uitgebannen verklaard. 
Tot slot wordt op beide tijdlijnen (Fig. 7a en b) aangegeven dat we nu te maken hebben met het uit Wuhan afkomstige coronavirus, SARS-CoV-2. Dit veroorzaakte in 2019 de COVID-10 pandemie. Wereldwijd waren er op 13 april 2024 meer dan 700 miljoen bevestigde gevallen van COVID-19 en 7 miljoen sterfgevallen gedocumenteerd (Worldometer, 2024). 
Direct na de uitbraak ontstond er onder wetenschappers een controverse over de vraag of het nieuwe virus uit een "natuurlijk reservoir" van vleermuizen of andere dieren afkomstig was (zoönotische oorsprong) of door een ongeluk was vrijgekomen uit één van de acht laboratoria in Wuhan ("lab-leak" theorie"). Beide mogelijkheden worden hieronder besproken. 


 4. Wat gebeurt er bij vaccinatie? 

 Als virussen bij een infectie ons lichaam en onze cellen binnenkomen (bijv. via het neusslijmvlies; Fig. 8) kunnen we daar ziek van worden. Tegelijk herkent ons lichaam de virussen als vreemde eiwitten (antigenen) waartegen ons immuunsysteem, dat overal in ons lichaam aanwezig is, reageert met een afweerreactie, de immuunrespons. 
Dit betekent allereerst dat witte bloedlichaampjes of lymfocyten (zgn. helper-T-cellen) door het spike-antigen geactiveerd worden om cytokinen (of interferonen) als signaalmoleculen uit te scheiden (Fig. 8). Deze cytokinen activeren vervolgens andere witte bloedlichaampjes (T- en B-cellen) die antilichamen (IgG; IgM) tegen het spike-eiwit produceren. Deze grote eiwitten, ontdekt in 1959 (zie Fig. 7a), inactiveren het virus zodat het niet verder met behulp van de spike-eiwitten cellen kan binnendringen en zich niet kan vermenigvuldigen. Bovendien markeren ze het virus zodat het door killer-T-cellen kan worden opgeslokt en afgebroken. Men spreekt van de eerste immuunrespons: gedurende enkele dagen worden antilichamen gemaakt. In die tijd kan je goed ziek worden. Antilichamen worden langzaam afgebroken in ons lichaam (in 12 tot 52 dagen na infectie). Onze immuuncellen blijven echter bestaan als slapende cellen (“memory B-cellen”), die zich het virus kunnen herinneren. Zij worden gere-activeerd bij een nieuwe infectie of vaccinatie (de zgn. booster-prik), waarbij ze veranderen in plasmacellen, die versneld en in grotere hoeveelheden antilichamen maken (tweede immuunrespons). Na de uitbraak van de COVID-19 pandemie, werd in 2020 al snel duidelijk dat vaccins ook het beste tegen (een deel van) het spike-eiwit zouden moeten worden ontwikkeld.
Fig. 8. Bij infectie hecht het virus zich met behulp van het spike-eiwit aan het op het (neus)slijmvlies aanwezige ACE2 receptoreiwit. Dit binnendringen ("viral entry") vindt plaats via het proces van endocytose. Zowel na infectie als na vaccinatie treedt overal in het lichaam een afweerreactie of immuunrespons op gericht tegen het spike-eiwit. Daarbij worden door cytokinen geactiveerde witte bloedlichaampjes (lymfocyten: T- en B-cellen) antistoffen of antilichamen geproduceerd die aan het spike-eiwit van het virus binden waardoor het niet past op de ACE2-receptoren en onze cellen niet meer kan binnendringen. 

 Zowel infectie als vaccinatie veroorzaken een immuunrespons, maar op verschillende manieren. Allereerst, door infectie kan je ziek worden, door vaccinatie nauwelijks. Door infectie kunnen in de geïnfecteerde cellen duizenden nieuwe virussen gemaakt worden, die weer nieuwe cellen in je lichaam infecteren (zie Fig. 8). In de tweede plaats, bij het proces van virusproductie in geïnfecteerde cellen, worden ook de door het virus gecodeerde eiwitten (~33 bij SARS-CoV-2) gemaakt. Sommige hiervan zijn sterke immuunrespons-remmers. Andere eiwitten veroorzaken het samenkleven of kapot gaan van rode bloedlichaampjes, waardoor moeheid ontstaat (zoals mogelijk bij de long-Covid ziekte). Zulke effecten kunnen niet bij vaccinatie optreden, omdat daarbij alleen mRNA wordt ingebracht, dat codeert voor een deel van het spike-eiwit, het zgn. receptor-bindings-domein. Geen enkele van de andere ~33 virus-eiwitten komt daarbij dus in je lichaam. 


 5. Onzekerheid over oorsprong van het SARS-CoV-2 virus 

 Volgens uitspraken van Robbert Dijkgraaf, de nieuwbenoemde hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, lijkt de kloof tussen wetenschap en samenleving toe te nemen, ook wat betreft virussen en vaccins (Dijkgraaf, 2025). Dit ondanks het feit dat we dankzij onderzoek en onderwijs steeds meer over virussen en vaccins te weten komen en er nog nooit zoveel studenten in medische en biologische laboratoria aan het werk zijn. Deze kloof wordt mede gevoed door wantrouwen tegen het door de overheid gevoerde coronabeleid. Dit wantrouwen wordt versterkt door o.a. de aversie tegen zgn. "Big Food" en "Big Pharma" instellingen. Die aversie leidde in de VS o.a. tot de aanstelling van Robert F. Kennedy als de huidige minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken. Hij is de hoop van veel Amerikanen op een verandering van de ongezonde eet- en drinkgewoonten en op een vermindering van toevoegingen in het voedsel door supplement-fabrikanten. Zijn mening over ongegronde gezondheidsclaims, waaronder dat vaccins autisme kunnen veroorzaken, worden daarbij op de koop toegenomen. 
Vanaf het begin van de corona-tijd werd in Nederland het wantrouwen tegen de wetenschap en boosheid op de overheid versterkt door TV-programma's als Black Box van Flavio Pasquino (2020) en organisaties als "Artsen Collectief - 2023" (voorheen het antroposofische "Artsen Covid Collectief" genoemd). In een uitgave van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu worden de diverse groepen die vaccinaties afwijzen besproken (zie verwijzing Rijksinstituut, 2021). In deze groepen wordt de helende kracht van de natuur en dus van je eigen afweersysteem (immuunrespons) met grote zekerheid benadrukt. 
Wat daarbij echter niet wordt vermeld is dat virussen zoals SARS-CoV-2, verschillende eiwitten kunnen maken die het immuunsysteem in het lichaam tegenwerken door belangrijke signaal-moleculen (zoals interferonen) af te breken. Bij corona infectie kan daarom een goede lichamelijke conditie wel eens onvoldoende zijn. Niettemin blijven de vaccineweigeraars erop vertrouwen dat hun eigen immuunrespons voldoende is om ziektes als COVID-19 te weerstaan. 

Dit vertrouwen in je eigen immuunrespons van het menselijk lichaam doet mij denken aan de pseudowetenschappelijke stroming in de jaren 1990: deze stelde dat veel biologische systemen en structuren zoals bijv. de menselijke retina of de bacteriële flagel, maar ook onze immuunrespons, niet door de evolutietheorie van Darwin verklaard kunnen worden en daarom tot stand moeten zijn gebracht door een "Intelligente Ontwerper" (zie Behe, 1996; Intelligent design-beweging). 
Het is hierbij goed om je te realiseren hoe bijvoorbeeld onze erfelijke eigenschappen opgeslagen zijn in ons DNA: slechts 1 à 2 % van het DNA in onze chromosomen wordt gebruikt voor het coderen van de ongeveer 21000 verschillende eiwitten die in ons lichaam functioneren. De rest van ons DNA bestaat voor ~50% uit niet-functionele "overblijfsels", waaronder transponeerbare DNA-elementen (zgn. "jumping genes") en DNA afkomstig van niet meer functionerende retrovirussen. Het lijkt erop dat de "Intelligente Ontwerper" er een potje van gemaakt heeft! 
Dat was ook al de veronderstelling van de Franse microbioloog François Jacob (1982), die de evolutie van het menselijk genoom beschreef als "beunhazerij" ("bricolage in het Frans of "tinkering" in het Engels). Jacob concludeert niettemin dat, ondanks deze "beunhazerij', de vorming van een menselijk wezen dat in staat is piano te spelen of een drukke straat over te steken, het meest verbijsterende probleem en verbazingwekkende verhaal op onze planeet is! 

Terug naar de oorsprong van het SARS-CoV-2 virus. Rozanne Hertzberger geeft in een artikel in Elseviers Weekblad (2023) een spannend betoog over de zoektocht naar de oorsprong van dit coronavirus. Zij is zeer kritisch ten aanzien van het gevaarlijke gain-of-function onderzoek, dat ook in Nederland wordt uitgevoerd (door o.a. R.A.M. Fouchier van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam). Gebrek aan begrip van en transparantie bij dit soort onderzoek heeft het wantrouwen in dit soort onderzoek verder aangewakkerd. 
Ten aanzien van het ontstaan van de COVID-19 pandemie en de oorsprong van het SARS-CoV-2 virus worden door wetenschappers twee mogelijkheden genoemd: 
(1) De lab-leak-theorie, waarbij één van de vele onderzochte SARS-virussen zou zijn ontsnapt (of opzettelijk vrijgelaten?) uit het Wuhan Institute of Virology (WIV). China's weigering om toegang te verlenen tot laboratoriumgegevens voedt de verdenking van verhulling van een mogelijk laboratorium ongeluk, waarbij onderzoekers besmet raakten. Door gebrek aan laboratoriumgegevens is deze theorie moeilijk verder te verifiëren. 
 (2) De natuurlijke-oorsprong theorie, waarbij het virus via mutaties (zie Fig. 4) de soort-barrière tussen dier en mens heeft doorbroken (men spreekt van een zoönotische verspreiding). Wat tegen deze tweede theorie pleit is dat geen dierlijke gastheren met voorlopers van het virus gevonden zijn. Al in januari 2020 werden op de Huanan voedselmarkt (wetmarket) in Wuhan monsters van dieren en mensen genomen. Uit onderzoek van deze monsters (Mallapaty, 2024) bleek dat het SARS-CoV-2 virus niet aanwezig was, maar wel dat het immuunsysteem van sommige dieren (o.a. de wasbeerhond) geactiveerd was in een reactie op het SARS-CoV-2 virus. Niettemin, geen smoking gun dus, om met Rosanne Hertzberger (2023) te spreken, maar wel is een verontrustende, illegale handel in slecht verzorgde levende dieren die elkaar maar ook mensen kunnen infecteren aan het licht gebracht. Hoewel de oorsprong van het SARS-CoV-2 virus tot nu toe dus voor geen van beide theorieën met zekerheid is vastgesteld, heeft het onderzoek naar de natuurlijke-oorsprong theorie zich snel uitgebreid. De microbioloog Alexander Crits-Christoph en zijn collega's vonden bewijs van het virus in stallen met dieren, waaronder wasbeerhonden en civetkatten. Sommige monsters hadden zelfs genetisch materiaal van dieren en SARS-CoV-2 samen op één uitstrijkje (Crits-Christoph, 2024). 

 In verband met het voorkómen van toekomstige epidemieën is het van belang om de oorsprong van SARS-CoV-2 te kennen. Vanuit medisch oogpunt is het belangrijk dat de informatie over virussen en vaccins verbeterd wordt, zodat meer mensen voldoende vertrouwen krijgen om zich te laten vaccineren. Daarbij moeten we echter vaststellen dat ondanks de toegenomen kennis over virussen en vaccins, de emoties ertegen dezelfde zijn gebleven als die uit de tijd van Edward Jenner's "vaccin" (1798; Fig. 7a). Opvallend aan de weerstand tegen de huidige vaccins is de zekerheid waarmee in gesprekken en op websites, de gevaren van vaccinatie en van genetisch onderzoek worden beschreven. Tegen die zekerheid waarschuwde André Gide (1869-1951) al in zijn boek "De Vervalsers" (Les Faux-monnayeurs, 1927): "Croyez ceux qui cherchent la vérité, doutez de ceux qui la trouvent - Geloof hen die de waarheid zoeken, twijfel aan hen die haar gevonden hebben". 


 6. Verwijzingen en LINKS 

Artsencollectief (2023): https://artsencollectief.nl/immuniteit/ 
Black Box (2020): https://www.blckbx.tv/ "blckbx is een onafhankelijk, kritisch en integer nieuwsplatform voor vrije denkers met een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Het tijdens corona opgerichte blckbx maakt vanuit een eigen studio programma’s waarin onder andere complottheorieën aan bod komen. Opiniepeiler Maurice de Hond, activist Willem Engel en politici zoals Wybren van Haga en Thierry Baudet zijn regelmatig te gast. De uitzendingen trekken doorgaans tienduizenden kijkers." 
 Behe, Michael (1996). Darwin's Black Box: The Biochemical Challenge to Evolution (1996). 
Blog "La Condamine's voyage" (2007): http://www.conradlacondamine.com/2007/03/voorbereiding-reis-bogot-leticia-manaus.html 
Blog "Dogma, virus en vaccin" (2020): https://woldringh-naarden.blogspot.com/2020/12/dogma-virus-en-vaccin.html). 
Boyer & Cohen (1972): https://www.sciencehistory.org/education/scientific-biographies/herbert-w-boyer-and-stanley-n-cohen/ 
Coffin, J.M. and Fan, H. (2016) "The discovery of reverse transcriptase". Annual review of virology, vol. 3: 29-51. https://www.annualreviews.org/content/journals/10.1146/annurev-virology-110615-035556 
Condamine, Charles-Marie de La, (1981). Voyage sur L'Amazone - Choix de textes, Introduction et notes de Hélène Minguet. Librairie François Maspero, Paris. ISBN 2-7071-1219-4. 
Crits-Christoph, A., .....and F. Débarre (2024) Genetic tracing of market wildlife and viruses at the epicenter of the COVID-19 pandemic. Cell 187: 5468-5482. 
Dijkgraaf, Robbert (2025): https://www.uva.nl/content/nieuws/persberichten/2025/04/robbert-dijkgraaf-benoemd-tot-universiteitshoogleraar-aan-de-uva.html?cb). 
Hertzberger, R. (3 april 2023). Elseviers Weekblad: https://www.ewmagazine.nl/kennis/achtergrond/2023/04/rosanne-hertzberger-waarom-het-aannemelijk-is-dat-het-coronavirus-uit-een-lab-afkomstig-is-1035458/. Jacob, F. (1982) "The possible and the actual" (Evolutionary tinkering). Pantheon Books, New York. ISBN 0-394-70671-4. 
Kennedy, Robert F.: https://www.bbc.com/news/articles/cze391y17z7o 
Mallapaty, S. Ill animals point to covid pandemic origin in Wuhan market. Nature 636: 284-285 (2024). 
Orellana, Francisco de (1540): https://qcurtius.com/2019/11/03/francisco-de-orellanas-epic-navigation-of-the-amazon/ 
Pasquino, F. (2020). Stichting Blckbx. https://www.blckbx.tv/over-blckbx 
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2021): www.rijksvaccinatieprogramma.nl 
Safier, N. (2008). Measuring the New World. The University of Chicago Press. Chicago and London. 
Trystram, Florence. (1979). Le procès des étoiles.Éditions Seghers, Paris. ISBN 2-232-10176-2. 
Woldringh, C.L. The Bacterial Nucleoid: From Electron Microscopy to Polymer Physics—A Personal Recollection. Life 2023, 13, 895. https://doi.org/10.3390/ life13040895 
 Worldometer, 2024: Infecties en doden door het Coronavirus. https://www.worldometers.info/coronavirus/#google_vignette 


 Aanhangsel A1. "Kamers en cellen" 

 Alle levende organismen zijn opgebouwd uit cellen. De vergelijking van kamers van een gebouw met biologische cellen van een organisme laat naast opvallende overeenkomsten ook de fundamentele verschillen zien. Een belangrijke bouwsteen voor huizen zijn bakstenen. Een belangrijke bouwsteen voor cellen zijn eiwitten. Het drooggewicht van cellen bestaat voor 40-60% uit eiwitten. Terwijl bakstenen vrijwel allemaal gelijk zijn, zijn eiwitten daarentegen zeer verschillend van vorm, grootte en functie.

 
Fig. A1. Een huis (gebouw) is opgebouwd uit kamers, zoals een lichaam is opgebouwd uit cellen. In een huis kunnen veel verschillende kamers en ruimtes voorkomen, zoals hal, WC, trappenhuis of gang. Ook een lichaam heeft veel verschillende cellen, afhankelijk van de genen die in de kern tot expressie komen in het transcriptieproces (Fig. 4). Afhankelijk van de soorten eiwitten die in het translatieproces gemaakt worden, krijgen cellen verschillende functies, zoals bijvoorbeeld bloedcellen, spiercellen of hersencellen. Om een huis met kamers te bouwen gebruikt een metselaar (bricklayer) bakstenen samen met bouwstoffen als cement, zand en grind. De cellen van een organisme hebben allemaal eenzelfde soort wand, membraan genoemd. Door een proces van zelf-assemblage, kunnen eiwitten samen met vetzuren de membranen vormen, waarmee cellen en organellen worden omgeven. Net zoals bakstenen gevormd zijn uit zand en grind, zijn eiwitten opgebouwd uit aminozuren. 

 Behalve in hun bouw zijn er nog twee belangrijke verschillen tussen kamers van een huis en cellen van een organisme: (1) Een huis heeft hooguit één kamer waar de instructies voor de bouw bewaard worden. In een organisme bevindt zich in elke cel een kern met chromosomen worden waarin het DNA gepakt zit met de genetische informatie voor de bouw van de cel. (2) Een huis kan alleen vergroot worden door er kamers aan toe te voegen. Een organisme kan, omgeven door water, groter worden doordat de cellen groeien en na deling twee dochtercellen opleveren.
Fig. A2. Het translatieproces waarin ribosomen eiwitten maken. In de HeLa-cel vindt in de kern (rood), de transcriptie van het DNA plaats; in het cytoplasma (blauw) bevinden zich de ribosomen (diameter 20 nm) die de base-volgorde van het mRNA "vertalen" in een volgorde van aminozuren. De aminozuurketen vouwt zich op tot een eiwit.


Aanhangsel A3. "Ontstaan virus" 

Virussen zijn wellicht ontstaan door fouten gemaakt in de processen van replicatie en transcriptie waarbij stukjes DNA of RNA door een proces van eiwit-assemblage worden ingepakt. Het lijkt wel alsof dit bij alle verschillende macromoleculaire synthese-processen ooit door ontregeling in mogelijk primitieve cellen is gebeurd. Virussen worden in elk geval in 7 klassen ingedeeld afhankelijk van de genetische informatie (het zgn. genoom), die in het virus gepakt is (zie de rode pijlen in Fig. A3).
Fig. A3. Verschillende vormen van nucleïnezuren (DNA of RNA; dubbelstrengs of enkelstrengs) kunnen door een spontane zelf-assemblage van eiwitten worden ingepakt tot een virus. Enkelstrengs (ss)DNA ontstaat tijdens het proces van DNA-replicatie; dubbelstrengs (ds-)RNA door replicatie van ssRNA. 

 Indeling virussen in 7 klassen: 

 1. dsDNA (dubbelstrengs DNA) 
 Variolavirus (pokken; smallpox; la petite vérole) (lineair DNA; 200 genen; ~300 nm diam. Vermeerdert zich in beenmerg, milt en lymfeklieren). Vacciniavirus (koepokken) (lineair DNA; 250 genen; ~300 nm diam. Mensen die van koepokken ziek worden zijn vervolgens beschermd tegen het Variola- of pokkenvirus). Varicellazostervirus (chickenpox; waterpokken, vooral bij kinderen; gordelroos of Herpes zoster bij ouderen) (lineair DNA; 70 genen; ~200 nm diameter; het virus verschuilt, vermeerdert en verplaatst zich in ruggenmergzenuw; het immuunsysteem ruimt dit virus dus niet op; het Shingrix-vaccine wordt daarom aanbevolen.). Polyomavirus (klein virus met een circulair genoom van 5000 baseparen en 40 nm diameter. Een voorbeeld is het SV40 virus, waarvan in de jaren '50 verondersteld werd dat het kanker zou veroorzaken. Dit werd aangegrepen door antivaccinatie-activisten. Later bleek dat daar geen aanwijzingen voor zijn, hoewel het virus wel ziekte kan veroorzaken.) T-bacteriophaag (het DNA wordt in de cel geïnjecteerd met behulp van een hol buisje. Zie Fig. 6). 
2. ssDNA (enkelstrengs DNA) 
3. dsRNA (dubbelstrengs RNA) 
4. (+)ssRNA (positief, enkelstrengs RNA = mRNA 
 (Van dit RNA wordt eerst DNA gemaakt ("retro-transcriptie"), dat vervolgens net als een dsDNA virus in de kern repliceert. SARS-CoV-2 (Severe Acute Respiratory Syndrome-Corona Virus-2, veroorzaakt de ziekte COVID-19, dat staat voor "Coronavirus Disease 2019". De 11 genen van het virus coderen voor 33 eiwitten, waaronder 16 niet-structurele eiwitten (nsp1-16); ~100 nm diam.). 
Rubellavirus (veroorzaakt rodehond). Poliovirus (klein virus met 7500 baseparen en 30 nm diameter. Kan zich in het centraal zenuwstelsel begeven en hersenvliesontsteking of verlamming (poliomyelitis) veroorzaken).
 Norovirus: een groep van virussen die belangrijke verwekkers van diarree zijn. Er wordt geschat dat wereldwijd 50% van alle buikgriep door deze virussen wordt veroorzaakt. 
 TMV (tabaksmozaïekvirus) 
5. (-)ssRNA (negatief, enkelstrengs RNA) Hiervan wordt eerst positief RNA gemaakt, dat vervolgens door ribosomen vertaald wordt in virale eiwitten (zie translatie-proces; Fig. 4). Influenzavirus (8 RNA segmenten coderen voor 17 eiwitten). Respiratory syncytial virus (RSV) Ebolavirus (filament-vormig; codeert voor 7 eiwitten). Morbillivirus (mazelen; 8 eiwitten; virus infecteert epitheelcellen van bijvoorbeeld de huid). Paramyxovirus (veroorzaakt de bof (mumps)). 
6. (+)ssRNA (enkelstrengs RNA; retrovirus) Retrovirussen bevatten een positiefstrengs RNA-molecuul dat getranscribeerd wordt in DNA. Vervolgens wordt het als een dsDNA virus gerepliceerd in de celkern. HIV (1983). 
7. dsRNA (dubbelstrengs RNA) Hepatitis b virus.

 

Aanhangsel A4. Woordenlijst 

 aminozuur: Bouwsteen van eiwitten; een keten van aminozuren vormt een eiwit (Fig. 4). Een cel maakt 20 verschillende aminozuren. 
 antilichaam: Eiwit geproduceerd door het immuunsysteem dat zich bindt aan virussen of bacteriën om ze te neutraliseren. 
antigeen: Vreemd eiwit of molecuul dat een immuunrespons in het lichaam uitlokt. Bijvoorbeeld het spike-eiwit van het SARS-CoV-2 virus. 
bacterie: Eencellig micro-organisme zonder kern; veroorzaakt soms infecties. Vaak staafvormig. 
bacteriofaag: Een virus dat bacteriën infecteert en vernietigt ("opeet"). 
chromosoom: Structuur waarin het lange DNA-molecuul (de dubbele helix) gewonden is om klusters (zgn. nucleosomen) van verschillende eiwitten, de histonen. Hierdoor wordt het DNA samengepakt tot "hanteerbare" lichaampjes. 
cytoplasma: Vloeistof in de cel waar biochemische processen plaatsvinden en waarin zich de organellen bevinden (Fig. 3). 
DNA: Drager van genetische informatie in cellen. Bestaat uit nucleotiden (ook basen genoemd). 
endoplasmatisch reticulum: Netwerk van membranen in de cel dat betrokken is bij de productie en het transport van eiwitten, vetten en ook virussen. 
endocytose: Proces waarbij een cel stoffen of deeltjes (virussen) opneemt door ze op te slokken met zijn membraan. 
enzym: Eiwit dat chemische reacties versnelt zonder verbruikt te worden (vergelijk katalysator). 
eiwit: het belangrijkste macromolecuul waaruit cellen zijn opgebouwd (zie Fig. A2). Er zijn vele soorten eiwitten, verschillend in grootte, vorm en functie. Elk eiwit wordt gevormd door een keten van aminozuren die in het zgn. translatieproces door ribosomen met elkaar worden verbonden. De volgorde van de aminozuren wordt bepaald door de genetische code van het mRNA (zie Fig. 4). 
"gain-of-function": Genetische modificatie die een organisme of virus een nieuwe of verbeterde functie geeft. Hierbij worden virussen gemodificeerd om hun infectiviteit en virulentie (vermogen om zich te vermenigvuldigen) te onderzoeken. Men vraagt zich af of dit soort onderzoek voldoende beveiligd wordt uitgevoerd. 
gen: Segment van DNA dat codeert voor een specifiek eiwit. De volgorde van nucleotiden bepaalt, na translatie, de volgorde van aminozuren in het eiwit. Drie nucleotiden vormen een zgn. codon dat specifiek is voor de codering van één van de 20 aminozuren. 
genoom: De volledige set genetische informatie (DNA of RNA) van een cel of virus. immuunsysteem: Het afweersysteem van het lichaam tegen ziekteverwekkers zoals virussen en bacteriën. 
infectie: De invasie en vermenigvuldiging van micro-organismen of virussen in het lichaam. 
interferon: Kleine eiwitten (ook cytokinen genoemd) die door witte bloedlichaampjes (lymphocyten) worden gemaakt en van nature in ons lichaam voorkomen. Ze functioneren als signaalmoleculen, die de immuunrespons op gang brengen (zie Fig. 8). 
lymfocyt: Type witte bloedcel dat betrokken is bij de immuunrespons van het lichaam. 
microtubuli of spoeldraden. Opgebouwd uit het structurele eiwit tubuline (zie mitose). 
mitochondrion: Organel dat energie produceert door voedingsstoffen te verbranden; de 'krachtcentrale' van de cel. Dit organel bevat nog DNA als gevolg van de symbiose met een bacterie. 
mitose of kerndeling. Het proces waarin het verdubbelde DNA in de vorm van compacte chromosomen getransporteerd wordt m.b.v. microtubuli naar de toekomstige dochtercellen; hierna kan de celdeling plaatsvinden. 
mRNA (boodschapper-RNA): Molecuul dat genetische informatie overbrengt van DNA naar ribosomen voor de productie van eiwitten. 
mutatie: Een verandering in het DNA die de eigenschappen van een organisme kan beïnvloeden. 
nucleolus: Kernlichaampje, een gebied in de kern waarin de ribosomen worden gemaakt (Fig. 3). 
nucleotide: Bouwsteen van DNA en RNA, bestaande uit een base, suiker en fosfaatgroep. Er zijn 4 verschillende base-moleculen. 
organel: Membraangebonden blaasje in het cytoplasma van "hogere" cellen. Ze hebben een specifieke functie, zoals energieproductie in mitochondriën of eiwitsynthese of virusproductie in het endoplasmatisch reticulum. Mitochondriën bevatten DNA omdat ze zijn ontstaan uit bacteriën (symbiont-theorie). 
proteïne: Macromolecuul gevormd uit aminozuren, essentieel voor celstructuur en -functie. 
ribosomen: Een ribosoom bestaat uit 2 complexen (subeenheden) van ribosomaal RNA (rRNA) en een groot aantal ribosomale eiwitten. De 2 subeenheden worden gemaakt in de nucleolus (Fig. 3). In het cytoplasma binden ze aan het mRNA in het proces van translatie. 
receptor: Deel van een eiwit op het celoppervlak dat signalen of moleculen zoals virussen detecteert en bindt. 
replicatie: Het proces waarbij DNA wordt gedupliceerd om celdeling of virusvermenigvuldiging mogelijk te maken. 
reverse transcriptie: Zie Fig. 4: In dit proces wordt door het enzym reverse transcriptase, van een RNA-streng een DNA-enkelstreng gemaakt. Het komt voor bij zgn. retro-virussen en ook bij het corona-virus SARS-CoV-2; zie Aanhangsel A3. restrictie-enzym: Enzym dat DNA op specifieke plaatsen kan doorsnijden; belangrijk in genetisch onderzoek voor het maken van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's). 
spike-eiwit: Eiwit op het oppervlak van coronavirussen dat hen helpt cellen binnen te dringen door te binden aan de ACE2-receptor. 
transcriptie: Het kopiëren van DNA naar mRNA als eerste stap in de eiwitsynthese. Vindt plaats in de celkern. 
translatie: Het proces van het vertalen van mRNA in een reeks aminozuren door ribosomen in de tweede stap van de proteïnesynthese. Vindt plaats in het cytoplasma. 


Naarden, 14 juni 2025 
Met dank voor de gesprekken met vrienden en familieleden die zich niet wilden laten vaccineren; voor commentaar en suggesties van Kristof B., Matthias B., Misja vdH., Jelle vO.; Norbert V.; Ad T.; George B.; Bob W.; Jan en Loukie K.; Vic N. en Lidie W.; voor correcties door Mek V. en voor aanvullende informatie door Diego M., Danny R. en Rob S. 
C.L. Woldringh

No comments: