Tuesday, January 24, 2012

Reis naar Suriname- voorbereiding - 3



Biodiversiteit
Op de Blog-pagina “Suriname-Camp David” staat een lijst van 25 struiken en bomen, aangeplant door Dennis en verzorgd door Dole. Het totaal aantal plantensoorten in Suriname wordt geschat op 4984 (van Andel en Ruysschaert. 2011. Medicinale en rituele planten van Suriname); er is dus sprake van een behoorlijke biodiversiteit. In Nederland zijn er 2301 plantensoorten, mossen en algen niet meegerekend.



De Rambutan, één van de 25 bomen op Camp David.

Volgens een website van de Rijksoverheid is biodiversiteit nuttig:
“Biodiversiteit is essentieel voor al het leven op aarde. Dankzij biodiversiteit komt de mens aan zuurstof en voedsel.”
Zijn het dus nu niet (meer) de bomen van de Amazone die ons als “de longen van de aarde” zuurstof geven, maar de biodiversiteit? Op 7 maart 2010, tijdens een bijeenkomst van Amazon Fund in Naturalis te Leiden, vertelde Bas Haring de ongelovige toehoorders dat wat hem betreft heel Amazonia bedekt mocht worden met een laag beton. Het zou het zuurstof-evenwicht op aarde niet verstoren; maar wél ons toekomstig vakantieland, dacht ik toen.


Prof. Bas Haring en zijn nieuwe boek.

De filosoof Bas Haring:
“De afname van de biodiversiteit kun je eigenlijk alleen met esthetische argumenten verwerpen. Je kunt de wereld minder mooi vinden doordat bepaalde dieren of planten er niet meer zijn. Maar die uitgestorven dieren en planten hebben er zelf geen last meer van.”

Bas Haring heeft nu ook een boek geschreven “Plastic panda’s” (2011. Nijgh & v Ditmar), waarin hij zich afvraagt of het erg is dat “de biodiversiteit drastisch afneemt”.
Als dat al zo is mag je je, volgens de vele emotionele reacties op internet, dat soort dingen niet afvragen; je bent dan een ketter van de nieuwe godsdienst waarin onze “fragiele, blauwe planeet” wordt vereerd. Deze planeet wordt immers door de mens in gevaar gebracht, maar heeft de mens ook nodig om gered te worden. Zit zoiets niet in elke godsdienst?


Onze fragiele Planeet.

Ik heb zijn boek (nog) niet gelezen, maar misschien noemt Haring wel de 13997391 varkens, de 539894 koeien en de 487140315 kippen die we jaarlijks slachten (uit NRC-Handelsblad). Om die te voeren kopen we soja en mais dat in Amazonia verbouwd wordt, hoewel Greenpeace dat de Brazilianen verboden heeft. Waarom? Omdat daarvoor de oerwouden gekapt worden en daardoor de biodiversiteit op onze planeet bedreigd wordt.
De stichting Conservation International is het daarmee roerend eens en helpt Braziliaanse Indianen hun territorium te behouden. Dat gaat gepaard met een retoriek van ‘biodiversiteit’, ‘duurzaamheid’ en ‘klimaatveranderingsangst’ die de Kayapó-Indianen worst zal wezen. Maar blijkbaar is er geen andere manier om hen te helpen.


 De pantsermeerval (Harttiella crassicauda) in het Nassaugebergte.

 Conservation International is ook actief in Suriname, waar ze o.a. waarschuwen voor de effecten van gouddelving op kleine schaal. Ook vonden ze in een aantal kreken in het Nassaugebergte de pantsermeerval (Harttiella crassicauda) waarvan men al 50 jaar dacht dat hij uitgestorven was. Volgens Prof. Jan Mol (Anton de Kom Universiteit) wordt dit visje nu met uitsterven bedreigd als Suralco toestemming krijgt er een bauxietmijn te exploiteren: “…het gebied is te klein en de bauxiet-spons is een essentieel onderdeel van het aquatische ecosysteem, omdat het als een aquifer dient die de kreken in de droge tijd van water voorziet. Zonder de bauxiet vallen de kreken droog en sterven de visjes uit.”

Dat is een duidelijke conclusie. Hoeveel visjes zouden er de afgelopen 100 jaar uitgestorven zijn toen we Nederland met asfalt bedekten? Daar is moeilijk achter te komen. Misschien zou het helpen als én Jan Mol én de mensen van het Environmental Resources Management van Suralco het boekje van Bas Haring lezen; misschien komen ze er dan samen uit.




Monday, January 23, 2012

Reis naar Suriname - voorbereiding - 2



 Het anti-malaria medicijn “kinine”
Malaria maakt nog steeds vele slachtoffers. Hoewel het aantal daalt stierven in 2010 nog 650.000 mensen aan de gevolgen van malaria.

Op 18 januari 1737 reisde Charles-Marie de la Condamine van Quito naar Lima. In plaats van via Guayaquil te reizen, koos hij de moeilijke route over Cuenca. Hij wilde namelijk de Quinquina-boom in Loja zien. Zijn mede-expeditiegenoot, de botanicus Jussieu, had hem verteld dat men in Europa al wist dat de beste bomen op de Cajanuma-berg ten zuiden van Loja groeiden. Men wist ook dat Jezuïten al lang geleden van Indianen gehoord hadden over de helende werking van de quinquina-schors. Omdat rond 1630 de gravin van Chinchón met kinine van malaria genezen was, noemde men de boom Cinchona. Maar er was nog veel onzekerheid: men wist niet precies van welke bomen het medicijn geextraheerd werd en het bleek ook niet altijd te werken (Zie: L.D. Ferreiro. 2011. Measure of the Earth. Basic Books, New York).



 “Dessein d’une branche de l’arbre du Quinquina avec ses feullies, ses fleurs et ses fruits.” 1738. Planche I, pag. 245. Uit: Memoires de l’Academie Royale, par M. DE LA CONDAMINE.  Zie tekst.



La Condamine kwam op 3 februari 1737 op de berg aan bij de man die er de schors verzamelde. Hij nam van verschillende bomen bloeiende takken mee om er in Loja gekleurde tekeningen van te maken. La Condamine schrijft dit in zijn korte verslag “Sur l’arbre de quinquina” (Histoire et Mémoires de l’Academie Royale des Sciences de Paris. Paris, France). Dit verslag werd al in 1738 aan de Academie in Parijs voorgelezen. Het was het eerste ooggetuigenverslag in Europa over deze wonderbaarlijke boom.


Op 15-2-2010 bezocht ik met Eduardo Tapia, Carlos Espinosa en Hilbert van der Meer de Cajanuma berg ten zuiden van Loja. Rechts één van de teruggevonden Cascarilla-bomen: “Cinchona condamine”.

Het anti-malaria medicijn “malarone”

Omdat we in Suriname door gebieden reizen waar malaria heerst (de Corantijn), moesten we een recept halen voor malarone-pillen. Daar zitten twee stoffen in, atovaquone en proguanil, die chemisch totaal verschillend zijn van kinine, maar eveneens remmend inwerken op de groei en ontwikkeling van de malaria-parasiet Plasmodium falsiparum. Op mijn vraag waarom we geen kinine kregen antwoordde de arts dat dat alleen nog wordt voorgeschreven aan zwangere vrouwen; malarone zou beter werken.
Inmiddels is er een nóg effectiever middel: artemisinine, afkomstig uit de Zomeralsem (Aster-familie). Het middel kan sinds kort synthetisch worden gemaakt.



Sporozoïten van de parasiet Plasmodium falsiparum. Deze cellen worden met het speeksel van de (vrouwelijke) mug bij de mens geinjecteerd. Inset: ter vergelijking cellen van de darmbacterie Escherichia coli (een mutant die extra lange cellen vormt) weergegeven met dezelfde vergroting.




Bio-pesticiden
Behalve de parasiet kan ook de malariamug (Anopheles) zelf bestreden worden. (De mannetjes van deze mug hebben pluizige antennes en steken niet; de vrouwtjes staan schuin naar voren en steken.)
In plaats van met chemische pesticiden kunnen de muggen ook met zgn. bio-pesticiden worden bestreden. Een voorbeeld daarvan zijn sporulerende bacteriën (Bacillus thuringiensis) die voor muggenlarven dodelijke endotoxines vormen en onderzocht worden door mijn collega in Beer-Sheva, Arieh Zaritsky. De bacterieën zijn echter niet handig in gebruik en daarom wordt het DNA dat de toxines codeert overgebracht in Cyanobacteriën die door de muggenlarven gegeten worden (A. Zaritsky et al. 2010. “Transgenic organisms expressing genes from Bacillus thuringiensis to combat insect pests”. Bioengineered Bugs 1:5, 341-344). Angst voor genetisch gemodificeerde organismen maakt het testen van deze veelbelovende bio-pesticiden bijna onmogelijk.

Sunday, January 8, 2012

Reis naar Suriname – voorbereiding -1


Gastheer van La Condamine in Paramaribo was de gouverneur Jan Jacob Mauricius. Deze beklaagde zich in zijn journaal dat “de ridder” alleen bezig was met de sterren en niets anders gezien heeft van Suriname dan de straten van Paramaribo:
<< De Chevalier is uitgeleid door mijn Adjudant (Lefèvre) en den Landmeeter de Loncourt. Zijn Edele is hier maar tweemaal met mij en mijn Adjudant uitgeweest en heeft niets gezien dan de straaten van Paramaribo, hebbende ook dag en nacht zoveel te doen gehad met de starren, dat hij op de aardsche saaken weinig reflexie zal hebben gemaakt.>> En hij vervolgt:
>>Hij heeft hier geobserveerd, dat onse hoogte is op vijf graaden en negen en veertig minuten. Ik heb Sijn Ed. op reis voorsien van eenige wijn en provisie.>>
(Sijpesteijn, Jhr. Cornelis Ascanius van. 1858. “Mr. Jan Jacob Mauricius, gouverneur-generaal van Suriname, van 1742-1751.” ‘s Gravenhage, Gebroeders van Cleef. pp. 72-74.)

Volgens J.B.Ch.Wekker (1983; Geodesie, Delft) was de door Mauricius genoemde meting van de Noorder Breedte (5° 49’ 25’’) door La Condamine op het plein voor het Gerechtshof “de eerste maal dat er in Suriname officiell een astronomische plaatsbepaling geschiedde.” Wat hebben de Nederlandse kartografen met die “Franse meting” gedaan?
Volgens Paula van Gestel (Faculty of Geo-Sciences, University of Utrecht) is er geen enkele aanwijzing dat deze opmeting in Nederland gebruikt is; hij komt niet voor in de geschiedenis van de kartografie van Nederland. In elk geval wordt op de kaart uit 1877 van Zimmermann (zie onder) voor Paramaribo (Marine trap) een NB van 5° 44’ 30’’ gegeven. Zelf meette ik met een GSM op 24 maart 2010: 5° 49’ 33’’.




Links: In het Boerhaave museum te Leiden hebben we de houten kwadrant van Snellius (2 bij 2 meter) bewonderd, waarmee hij hoeken kon meten. Met de methode van driehoeksmeting (triangulatie) heeft hij in 1617 de afstand tussen Alkmaar en Bergen op Zoom bepaald en heeft de expeditie van La Condamine de afstand tussen Quito en Cuenca gemeten. Rechts: Tijdens die expeditie (1736) werden kleinere (~80x80 cm) kwadranten van ijzer gebruikt. Deze afbeelding is van de Bibliothèque de l’Observatoire (Quart-de-cercle mobile de 0,81 m de rayon à une lunette. Paris, 1730 – Claude Langlois.)


Corantijn
Onze gastheer, Dennis Chin-A-Foeng, zal zich over ons niet hoeven te beklagen. We hebben een vol programma waarin we allereerst gedurende een tocht van 10 dagen de Corantijn zullen op en afvaren. Het is de bedoeling om tot Amatopo te komen, zo’n 300 km stroomopwaarts naar het zuiden. Dat is over de Rijn van Arnhem tot even voorbij Mainz; daar doen we in de auto door ons ontboste West-Europa amper 4 uur over. Langs de Corantijn zullen we baden, vissen en vogelen…


Een kaart van de loop van de Corantijn gemaakt met Google Maps vergeleken met een detail van de kaart van Lavaux uit 1737 (Koeman, Printed maps Suriname, no. 8); niet op dezelfde schaal.





Google Earth, de monding van de Corantijn bij Nieuw Nickerie.
Zal er nu in Apoera een Internet café zijn?
Goudvelden
Later zullen we het goudveld “Maripaston” bezoeken. Wie weet ontmoeten we daar nog een van de “garimpeiros” of goudzoekers met wie we in 2007 van Boa Vista, via Lethem (Guyana) naar Paramaribo gereisd zijn. Misschien vinden we er nog Weskly, Marcus, Rossi of ……Sandra, aan wie ik mijn trui geleend heb.


Maar waar ligt Maripaston? Op Google Maps is het niet te vinden. Maar wel op Youtube en op een oude kaart van Cateau uit 1882. Het ligt aan de Samaracca rivier ten zuiden van het vliegveld Zanderij.



Links: Maripaston gevonden op een oude kaart uit 1882 van Cateau van Rosevelt-van Lansberge (Universiteitsbibliotheek, Amsterdam). Rechts: detail van polythematische kaart van Zimmerman (1877; Universiteitsbibliotheek Amsterdam; UBM: Kaartenzl:34.32.15), waarin potentiele goudvelden zijn aangegeven (zie tekst); de rode stippellijn geeft de countour van het Brokopondo Stuwmeer aan en de rode stip Tonka eiland, waar we naar toegaan!


Zoals de kaart van Zimmermann uit 1877 aangeeft heeft men al in de 19de eeuw de goudexploitatie proberen te stimuleren. Rechts, bij “A” staat geschreven: “5000 Hectaren land, gepacht door de Amsterdamsche gouddelvingmaatschappij in Suriname.”; en: “Bodem bestaande veelal uit bruinijzererts met weinig kwarts vermengd en bedekt met klei van geelbruine kleur.”; en: “Bodem bevattende Goud, Koper, Lood, Bismuth en Platina.” De schuine rode lijn geeft een geplande weg naar de Marowijne aan van 790 km tussen Broko Pondo en Pedrosoengoe.

Beschrijving van de kaart: “In 1877 liet G.P.H. Zimmermann, officier der Infanterie, deze kaart te Amsterdam drukken. Model hiervoor stond de handschriftkaart, getekend door W.J.F. Vermeulen, die bewaard is gebleven in het Surinaams Museum te Paramaribo. De kaart omvat de gebieden langs de Suriname rivier tussen de riviermond en het punt waar men net met de goudexploitatie was begonnen. Met de inzetkaartjes, doorsneden van de rivier en de opgave van enkele voortbrengselen van de oevers wordt een goed beeld van de laatste fase van de plantagetijd gegeven.”


Nu zijn er plannen om concessies te verlenen in het Nassaugebergte aan de grote goudproducent Newmont, die ook actief is in Ghana en Peru.

Het probleem van de klein- of groot-schalige goudwinning is natuurlijk de zichtbare activiteit van ontbossing voor infrastructuur en afgravingen. Maar hoe zit het met de onzichtbare chemische vergiftiging?
Bij kleinschalige productie van 1 kg goud (waarde €20,000) komt ongeveer 1.3 kg kwik (kost €50) in het milieu terecht. Voor ons, die daar maar korte tijd op bezoek zijn is dat ongevaarlijk. Maar voor hen die daar langdurig en onbeschermd werken kan het fataal worden; en zo ook voor de harnasmeervallen (waarover later meer).


Roeien?
Zou het nog mogelijk zijn een sloep te vinden waarmee we naar fort Nieuw Amsterdam kunnen roeien? We zouden wel aan die riggers moeten wennen…




Een zendeling (Hernhutter?) op reis in Suriname in 1914. (Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. UBM: 1177 C 24 pl. p. 124.)

Wednesday, November 30, 2011

In een roeiboot van Cayenne naar Paramaribo



Vandaag, 267 jaar geleden kwam la Condamine aan in Amsterdam, op 30 november 1744. Op 3 september vertrokken uit Paramaribo, hadden ze de laatste 15 dagen door de mist gedwaald tussen Texel en Amsterdam. Het doet denken aan de dichte mist die we anderhalve week geleden hadden: weinig veranderd qua klimaat?

Hoe kwam hij in Paramaribo?
In zijn verkorte relaas (zie voor referentie mijn reisblog), voorgelezen voor de Franse Academie van Wetenschappen te Parijs op 28 april 1745 vertelt hij, vrij vertaald, het volgende:

“Na 5 maanden wachten in Cayenne werd ik ziek; maar ik herstelde toen er een uiterst beleefd aantwoord kwam van de heer Mauricius, de gouverneur van het Hollandse Suriname. Hij bood me zijn huis aan in Paramaribo, alsmede de mogelijkheid om er naar Holland in te schepen.



Jan Jacob Mauricius, Gouverneur-generaal van Suriname, 1742-1751. Bron:

Hij gaf me zelfs een paspoort voor het geval er een breuk zou komen tussen Franrijk en de Republiek “De Verenigde Provinciën. Ik liet geen moment voorbijgaan en vertrok, na een verblijf van 6 maanden in Cayenne en herstellende van mijn ziekte, op 22 augustus 1744 in een boot. Deze had de heer d’Orvilliers me aangeboden, samen met een sergeant van het garnizoen als gids, die het bevel voerde over de roeiers. Hoewel deze reis korter zou zijn dan die van Belem naar Cayenne, stopte ik onderweg alleen maar om de indiaanse roeiers aan te vullen. De missionaris van Sinnamary bezorgde me een groot aantal roeiers, ondanks de onder hen heersende angst veroorzaakt door het valse gerucht over een besmettelijke ziekte in Suriname. Als ik de dagen aftrek die we, al of niet gedwongen, moesten pauseren, deden we iets meer dan 60 uur over het traject van Cayenne naar de Suriname rivier. Daar ariveerde ik op 27 augustus. Op de 28ste ging ik weer de rivier op en voeren we over ongeveer 22 km (5 franse mijlen) naar Paramaribo, waar de gouverneur blij was met het resultaat van zijn aanbod.”



Detail van La Condamine’s kaart van de loop van de Amazone rivier uit 1743/1744, met de kust van Guyana tussen de Noordkaap (Cap de Nord) en de Essequibo rivier (Essequébe). Ontleend aan Fig. 1 van J.P. Cintra en J.C. Freitas, 2010.




Volgens Google Earth is de afstand tussen Cayenne en Paramaribo hemelsbreed 320 km. In werkelijkheid zal de geroeide afstand ongeveer 380 km geweest zijn. Als ze zo’n 62 uur geroeid hebben, was dat dus met een snelheid van 6 km/uur.




Voorbeeld van een roeiboot in het schilderij “De suikerplantage Waterlant in Suriname, 1698 – 1718”. Dirk Valkenburg (1675 - 1721) (schilder).
Copyright Amsterdam Museum:
http://collectie.amsterdammuseum.nl/dispatcher.aspx?action=search&database=ChoiceCollect&search=priref=39016

Gedurende de 5 dagen dat La Condamine in Paramaribo verbleef (hij vertrok op 3 september 1744 met een koopvaardijschip) deed hij verschillende waarnemingen. O.a. verrichtte hij voor de eerste maal in Suriname een astronomische plaatsbepaling. Ik citeer uit J.B.Ch. Wekker (“Achtergronden der karteringswerkzaamheden in Suriname sinds 1667”. 1983. ISBN 906132228.6):
“Over deze bijzondere aangelegenheid vermeldt Gouverneur Mauricius in zijn journaal: ‘De Chevalier (de la Condamine) is uitgeleid door mijn adjudant en de landmeter de Loncourt. Sijn Edele is hier maar tweemaal met mij en mijn adjudant uitgeweest en heeft niets gezien dan de straaten van Paramaribo, hebbende ook dag en nacht zoveel te doen gehad met de sterren dat hij op de aardsche saaken weinig reflexie zal hebben gemaakt. Hij heeft hier geobserveerd dat onze hoogte is op vijf graden en negenenveertig minuten.’ “

La Condamine noemt in zijn verhaal deze breedte-bepaling, die later als zeer nauwkeurig bestempeld is. Wekker (1983) vermeldt dat pas in 1911 door Van Stockum ook een lengte-bepaling is uitgevoerd bij de “Stenentrap”, waarbij een variatie werd toegepast op de methode die la Condamine in 1744 te Cayenne gebruikte: 55°12;13’’ W.L. van Greenwich. Deze bepaling bleek later minder nauwkeurig te zijn.
Onderstaande figuren laten zien hoeveel straten er in die tijd waren en waar zich de “Steene Trap” bevond.



en rechts een detail van de haven met de Stenentrap (no. 55) en een voorbeeld van een fregat waarmee la Condamine mogelijk naar Amsterdam is vertrokken.
Bron: Bibliotheek Universiteit van Amsterdam (http://upload.wikimedia.org/wikipedia/
commons/0/02/Paramaribo_-_Nieuw_Middelburg_-_18th_century_city_profile.jpg)

Sunday, October 23, 2011

Laatste tocht met de "Hecht"



Bijna 4 maande na de Saône-tocht voor het eerst weer in een boot: in de Hecht,
een zware Stämpfli-acht die we ooit kochten bij Seeclub Biel in Zwitserland.
Het werd een vermoeiende tocht naar Muiden, maar iedereen was best tevreden.....



Tuesday, July 19, 2011

Roeien op la Petite Saône: van Corre tot Auxonne



152.5 km in 6 dagen






Dag 1 (2 juli 2011)

Vertrek uit Naarden om half 8 met twee auto’s en het krachtige busje van Chris dat de botenwagen trekt. Dankzij Hilbert’s chauffeur-kunst kan Chris rustig achterin gaan liggen. Op de mooie wegen door Franche-Comté (Departement Haute-Saône) leert Hilbert dat hij zich niet moet laten opjutten door de gehaaste Fransen.

Chris achterin zijn VW-busje

Bij aankomst in Traves om half 5 hadden de anderen al kamp gemaakt in het Parc de Loisir “Saône Valley”; het franse “vallée” mocht er niet voor gebruikt worden. Met veel duwen en trekken werd de ‘remorque’ op zijn plaats gezet, waarbij volgens Tom “many chiefs, but no indians” hun werk deden. De beheerder Didier bevestigde nog eens de voor ons blijkbaar moeilijke uitspraak van het word Saône: zoon op zijn Amsterdams: dus “La petite Soon”.


Aankomst in Traves: Tom fungeert als Chief over 6 Indians….

Bij de borrel was er tijd om de wereldproblemen te bespreken. Op de vraag of iemand begreep waarom bankdirecteuren zulke hoge bonussen kregen voelde Chris zich direct aangesproken: “Jullie maken je om de verkeerde dingen druk!” De bonus van EUR 1.25 miljoen voor ING’s “chief executive officer” Jan Hommen is niets in vergelijking met wat Wesley Snijder krijgt. Het maken van dit soort emotionele vergelijkingen is moeilijk bij al dat bier. We moeten er nog maar eens op terugkomen.


“Toujours jeune” in Saône Valley

Het probleem van het (te)veel eten van vlees werd niet meer opgelost omdat een door Tom verzorgde maaltijd opgediend werd: een heerlijke mihoen, inclusief pindasaus, ketjap en sambal, die bij een prachtig ondergaande zon gretig verorberd werd. Dank-je-wel, Marianne!


Mihoen-maaltijd. “Oh ja, de augurken…”

Dag 2 (3 juli 2011)

Na een koude nacht en een rommelig ontbijt zonder croissants vertrekken we om 8 uur met de botenwagen naar Corre. Na op een prachtige camping iedereen wakker gemaakt te hebben met het te water laten van de boten, vertrekken we om 9 uur, vaarwel gewuifd door de walploeg bestaande uit Jan G. en Chris.


Vertrek vanuit Corre

We roeien door een prachtig landschap en bereiken al gauw onze eerste sluis bij Ormoy, waar we instructie krijgen in het bedienen van de sensoren om de sluis te openen of te sluiten. Het niveau-verschil was zo’n 3 m. Braaf deden we wat ons gezegd was. Zouden we er vroeger een puinhoop van hebben gemaakt?
Al verder roeiend troffen we de walploeg bij toeval voorbij de brug in Cendrecourt, waar ze een heerlijke lunch verzorgden: meloen, ‘jambon cru’ en koele witte wijn. Het was 27°C.


De eerste sluis bij Ormoy



 Lunch bij Cendrecourt met kaas, ham en witte wijn

We waren te vroeg in Port d’Atelier Village. Toen de walploeg daar eindelijk aankwam waren de boten op de kant. Na een lange rit naar het Park (foutje van de Tom-Tom?) konden we heerlijk douchen, bier drinken en op de komst van Huib wachten. Rob diende de door Renée gemaakte lasagna op, waarbij we de door Emile gegeven wijn dronken. Dank je wel Renée! Dank je wel Emile. De gesprekken waren weer tot aller tevredenheid van “hoog niveau”.


Avondeten in het Park “Saône Valley”

Dag 3 (4 juli 2011)
Om 7 uur op, maar dit keer geen haast: rustig wachten op de voor JanG onontbeerlijke en door hem gehaalde croissants. Ontspannen rijden we na het ontbijt weer terug naar Port d’ Atelier Village. In het uitgestorven dorpje krijgt de mevrouw die onze bootspullen bewaarde stroopwafels cadeau. Als al die riemen, pikhaken, zwemvesten, landvasten en nog een extra waterfles en dit of dat ingeladen zijn, worden we beloond met de blauwe schittering van een “Martin-pêcheur, nieuwsgierig geworden door al dat gerommel.

 
Vertrek uit Port d’Atelier Village


La petite Saône volgens Google…..

De walploeg, Hilbert en Conrad, heeft nauwelijks tijd om inkopen te doen en een geschikte lunchplaats te vinden. Maar om 12 uur treffen we de boten al in Port sur Saône, waar uitstekend gelunched en uitgerust kon worden.

Port sur Saône


La petite Saône binnen één van de sluizen.

Om half 4 treft de walploeg een vermoeide bemanning aan bij de camping van “see-sur-soon” (Scey-sur-Saône). Maar na een douche, wat bier met cacahuettes en een slaapje, kan er gegeten worden en beginnen de gesprekken weer op gang te komen…

  
Na een tukkie is er Raclette en Bar-BQ

De walploeg hoeft niet af te wassen en gaat ping-pongen. Om een wegdraaiende bal te halen, een struikelende stap, opgevangen met een uitgestrekt linkerbeen, een fatale stap, een val voorover in het gras, pijn, duizelig, helpende handen, ijswater, een stoel; de tijd vervaagt; gesteund door Hilbert en Chris naar de auto, met JanG, Huib-met-zijn-nieuwe-heupen en Hilbert naar Vesoul; 3 uur later de bevestigende foto: dwars-door onder de dijbeenkop: “fracture du col de fémur”.

  
Dag 4 (5 juli 2011)
Ontbijt met paracetamol en café-au-lait. Bellen naar het thuisland. Na eenmaal in een frans hospitaal te zijn opgenomen moet ik daar eerst een MRSA-test (5 dagen) ondergaan vóórdat ze me op een wachtlijst mogen plaatsen, die minimaal 7 dagen lang is. De franse doktoren begrijpen er niets van….
De anesthesist komt en ook een “soigneuse”. Bezoek van Rob en Tom. Het was vandaag een roei-rustdag. Morgen kan ik hier waarschijnlijk geopereerd worden.


Met fantasie ingekleurde, scanning-electronenmicroscopische opname van Staphylococcus aureus. Als deze ronde bacterie methicilline-resistent is heet hij MRSA.

Dag 5 (6 juli 2011)
Sinds middernacht niets gedronken. Om half 11 komt een zuster me grondig boenen met betadine (polyvinylpyrrolidon-iodium), een sinds 1811 gebruikt middel om te desinfecteren. Ze bezorgt me een pijnlijke kramp in mijn linkerbeen: “Ah, je te chatouille?”. Mijn “zizi” moet ik zelf wassen. Op mijn vragende blik: “Ah, le petit oiseau, vous ne savez pas?”.
Op de operatiezaal lopen wel 6 in groene, mohamedaanse ‘chadors’ gehulde zusters rond. Waar zou die MRSA zich schuilhouden? Florence bewaakt mijn zuurstofgehalte en hart. In mijn roes vind ik haar heel aardig. Ik vertel haar wat ik op de monitor zie en voel. Na anderhalf uur komt docteur Ghislandi met een foto van de drie ingeboorde schroeven die hij me tevreden toelicht.


Print direct van de monitor: “A donner au patient”

Dag 6 (7 juli 2011)
Na een café-au-lait staat om 9 uur docteur Ghislandi aan mijn bed, Even later krijg ik mijn eerste loopoefeningen met “les bequilles” of “cannes anglaises” van de kinésithérapeute. Nuttige trucs, maar behoorlijk vermoeiend. Wat zouden mijn roeimakkers doen?

Dag 7 (8 juli 2011)
Regelmatig wordt me door een verpleegster gevraagd: “Comment est la douleur sur une échelle entre zero, pas de mal, et 10, isuportable?” Als ik 5 zeg, krijg ik een paracetamol. Ik kreeg ook pantoptrazole, maar omdat men niet kon zeggen wat het was heb ik het maar niet geslikt… Om 11 uur komen Chris, Hilbert, JanG en Ben met prachtige tournesols.


Orthopédie – Centre Hospitalier Intercommunal de la Haute-Saône – Site de Vesoul. Boven: Op bezoek met Tournesols en uitzicht op Vesoul. Onder: De hulptroepen arriveren! En in het ziekenhuis op zoek naar een café-au-lait.

Op het terras buiten spreekt JanG met docteur Ghislandi: het ziet er naar uit dat ik zondag met de makkers mee naar huis kan!
Heb ik dat te licht opgevat? Me niet gerealiseerd welke verantwoording men voor mij moest nemen? Ik was toch verzekerd voor een professionele terugreis in een lig-taxi? We zaten toch niet in Amazonia? Ik moest daarbij denken aan de held van mijn jeugd over wie ik net een biografie van John Sugden (1997. Henry Holt, Inc. NY) aan het lezen was. Het speelde zich af in 1788 toen hij als 14-jarige mee deed aan een jacht op bisons in de huidige staat Ohio. (pag. 54) "Suddenly Tecumseh was thrown from his horse, and he fell heavily to the ground. The youth was in great pain, for one of his thighbones was shattered. Further progress was now out of the question. There was nothing for it but to find a sheltered place nearby to bivouac for the winter and give Tecumseh's leg time to heal." Men zegt dat zijn vrienden hem de volgende lente op krukken hebben meegenomen, maar hij hield er een gebogen, korter been aan over.

Dag 8 (9 juli 2011)
Om 9 uur is docteur Ghislandi er weer om te bevestigen dat ik morgen naar huis mag, mits ik “chaussettes de contention” draag (druk-kousen?). JanM en Ben weten ze te kopen in Auxonne!


Het laatste traject


Hotel du Corbeau in Auxonne: lekker eten!

Dag 9 (10 juli 2011) - terugreis
Hilbert chauffeerde het busje van Chris op professionele wijze in 7 uur van Vesoul naar Naarden. “Niet één keer echt geremd”, zei hij trots bij aankomst…..



Nu kon ik achterin het busje liggen zij het met stokken en druk-kousen.